HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Definities
Artikel 1
ln deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Minister: de Minister belast met economische aangelegenheden en de Minister belast met justitiële aangelegenheden;
b. accreditatie-instantie: de instantie die bevoegd is onder meer standaarden, regels en beleid voor lokale hoofdinfrastructuur vast te stellen. Deze instantie is tevens belast met het goedkeurings- en controleproces van, als ook het toezicht op certificatiedienstverleners
c. administratief beroep: de bevoegdheid om een hoger bestuursorgaan, dan het bestuursorgaan dat de beslissing of het besluit heeft genomen, een beslissing of besluit te laten herzien;
d. authenticatie: een elektronisch proces dat de bevestiging van de elektronische identificatie van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, of van de oorsprong en integriteit van gegevens in elektronische vorm mogelijk maakt,
e. beroep: het instellen van administratief beroep dan wel beroep bij de kantonrechter;
f. bestuursorgaan: cen orgaan van een rechtspersoon dat krachtens publiekrecht is ingesteld, of een andere persoon of college of dienst, inet cnig openbaar gezag bekleed;
g. bezwaar: de bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;
h. certificaat: elektronische bevestiging die gegevens voor het verifiëren van een elektronische handtekening met een bepaalde persoon verbindt en de identiteit van die persoon bevestigt;
i. certificatiedienstverlener: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de navolgende diensten biedt:
1. het aanmaken, verifiëren en valideren van elektronische handtekeningen, diensten voor elektronisch aangetekende bezorging en op deze diensten betrekking hebbende certificaten;
2. het aanmaken, verifith.en en valideren van certificaten voor authenticatie van websites;
3. het bewaren van elektronische handtekeningen of certificaten die op de in sub 1 en 2 genoemde diensten betrekking hebben;
j. computer bemiddelende netwerken: netwerken die opgezet worden door logische of fysieke aansluiting van meerdere informatiesystemen, behorend aan één of meerdere personen, gefaciliteerd door aanbieders van elektronische communicatie netwerken;
k. consument: degene die een elektronische transactie met een aanbieder van goederen of diensten aangaat als de eindgebruiker;
l. data: de inhoud van een databericht inclusief, maar niet beperkt tot tekst, beeldmateriaal of geluidsmateriaal dat een databericht vormt;
m. databericht: elk document, correspondentie, memorandum, boek, plan, plattegrond, tekening, diagram, geïllustreerd blad of grafische werk, foto, audio- of video-opname, machine-leesbare symbolen, welke gegenereerd, verzonden, ontvangen of opgeslagen is door een elektronisch middel;
n. dienst voor elektronisch aangetekende zending: een dienst die het mogelijk maakt gegevens via elektronische middelen tussen derden te verzenden en die bewijs verschaft ten aanzien van het hanteren van de verzonden gegevens, met inbegrip van bewijs van het verzenden en ontvangen van de gegevens, en die de verzonden gegevens beschermt tegen het risico van verlies, diefstal, beschadiging of onbevoegde wijzigingen:
o. e-commerce: alle vormen van aanbieden en aanprijzen van zaken, diensten, bedrijven en personen, waaronder reclame en direct marketing, langs elektronische weg, direct of indirect gericht op het tot stand brengen van overeenkomsten;
p. elektronisch: digitale of immateriële vorm niet de mogelijkheid tot creatie, opslag, transmissie of ontvangst door een elektronisch, magnetisch, draadloos, optisch, biometrisch of elke andere vergelijkbaar middel;
q. elektronisch adres: iedere digitale of immateriele vorm die gecreerd is of elk apparaat dat gebruikt wordt, met het doel om informatie langs elektronische weg te ontvangen of te verstrekken;
r. elektronische identificatie middel: een materiële en/of immateriële eenheid, die persoonsidentificatie gegevens bevat en die gebruikt wordt voor authenticatie bij een online-dienst;
s. elektronische agent: een programma of ander elektronisch of geautomatiseerd middel, geconfigureerd en ingeschakeld om databerichten te initiëren, te beantwoorden of te laten functioneren, zonder enige beoordeling of interventie van een persoon;
t. elektronische handtekening: een handtekening die bestaat uit elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die worden gebruikt als middel voor authenticatie;
u. elektronische identificatie: het proces van het gebruiken van persoonsidentificatie gegevens in elektronische vorm die op unieke wijze een natuurlijke persoon of rechtspersoon, of een natuurlijke persoon die een rechtspersoon vertegenwoordigt, aanduiden;
v. elektronische transactie: één handeling of de uitkomst van meerdere handelingen bij de verkoop of aankoop van goederen en diensten die verricht zijn via computer bemiddelende netwerken of informatiesystemen, waarbij deze goederen en diensten kunnen worden besteld via zulke netwerken of systemen, maar waarbij de betaling en uiteindelijke levering van de goederen en diensten ook kunnen geschieden zonder het gebruik van zulke netwerken;
w. elektronische vastlegging: informatie of data bericht, gecreerd, opgeslagen, gegenereerd, ontvangen of gecommuniceerd met behulp van een elektronisch middel;
x. encryptie: middels bepaalde technieken versleutelde elektronisch opgeslagen gegevens, met de bedoeling dat die gegevens slechts door bepaalde personen te ontsleutelen zijn;
y. geadresseerde: degene die databerichten ontvangt, daarvan uitgesloten de intermediair of de aanbieder van elektronische communicatienetwerken;
z. geautomatiseerd betalingssysteem: een elektronisch geldovermaking systeem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, clearing en/of afwikkeling van betalingstransacties;
aa. gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen: een certificaat voor elektronische handtekeningen, dat is afgegeven door een certificatiedienstverlener en voldoet aan de eisen gesteld in artikel 41;
bb. gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende zending: een dienst voor elektronisch aangetekende zending die voldoet aan de in en krachtens artikel 15 vastgestelde eisen,
cc. gekwalificeerde verlener van een dienst voor elektronisch aangetekende zending: een verlener van een dienst voor elektronisch aangetekende zending die gekwalificeerde diensten verleent en als zodanig bij of krachtens artikel 15 is erkend,
dd. informatie: alle vormen van data, tekst, beeld, geluid, codes, computerprogramma’s, software en databestanden; ee. informatiesysteem: een apparaat of combinatie van apparaten, inclusief input en output apparaten, die geschikt zijn om gebruikt te worden in samenhang met externe bestanden die computer programma’s bevatten welke elektronisch functies vervullen, namelijk instructies, input- en output data, logische, rekenkundig, dataopslag en ontvangst, communicatie beheer enz.;
ff. instantie: regionale of lokale overheid, publiekrechtelijke instelling of een private entiteit die de bevoegdheid heeft gekregen van de Staat tot het verlenen van openbare diensten, wanneer zij in die hoedanigheid optreden;
gg. intermediair: degene die namens een ander data berichten verzendt, transporteert, ontvangt of andere diensten met betrekking tot die databerichten verleent;
hh. middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen: geconfigureerde software of hardware die wordt gebruikt om de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen te implementeren
Ii. ondertekenaar: degene die optreedt namens zichzelf of namens een andere persoon door een elektronische handtekening te plaatsen, al dan niet middels een handtekening-creërend apparaat,
jj. persons identification gegevens: een reeks gegevens aan de hand waarvan de identiteit van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, of een natuurlijke persoon die een rechtspersoon vertegenwoordigt, kan worden vastgesteld,
kk. producten: onder producten worden mede begrepen goederen, diensten en werken bedoeld in deze wet;
ll. provider: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een elektronisch netwerk opricht, installeert, exploiteert of in stand houdt;
mm. vastlegging: de vastgelegde informatie die verzameld, gecreëerd of ontvangen is bij de initiatie, uitvoering of afronding van een activiteit en die bestaat uit voldoende inhoud, context en structuur om als bewijs te dienen van die activiteit of transactie;
nn. verzender: een persoon die voor zichzelf of namens iemand een databericht verzendt, genereert of op slaat, met uitzondering van een intermediair of provider, doch inclusief een elektronische agent.
Reikwijdte
Artikel 2
1. Het bepaalde in de hoofdstukken 2, 3 en 4 is niet van toepassing op de in lid 2 genoemde gevallen, waarbij bij wettelijk voorschrift ten aanzien van de originele documenten een uit geschreven handtekening vereist is.
2. De in lid 1 bedoelde gevallen betreffen in ieder geval:
a. rechtshandelingen ten aanzien waarvan een notariële akte wordt vereist als wettelijk vormvoorschrift, met uitzondering van afschriften van notariële akten;
b. het uitvoering geven aan of herroepen van een testament, voor zover deze niet reeds onder sub a vallen; en
c. documenten met betrekking tot het verkrijgen van paspoorten.
3. Bij staatsbesluit kan de lijst met gevallen waarop de wet niet van toepassing is, worden uitgebreid.
Vrijwillig gebruik van elektronische transacties
Artikel 3
l. Degene die documenten, vastleggingen of informatie gebruikt, daarin voorziet, accepteert of bewaart, is niet verplicht deze in elektronische vorm te gebruiken, voorzien, accepteren of te bewaren.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, kan de acceptatie van elke partij bij een elektronische transactie worden afgeleid uit het historisch gebruik betreffende het gebruikmaken, het voorzien, accepteren of bewaren van documenten, vastleggingen of informatie in elektronische vorm.
HOOFDSTUK 2
VEREISTEN VOOR JURIDISCHE ERKENNING
Artikel 4
Informatie of vastlegging in elektronische vorm of databerichten, worden juridisch erkend, zijn toelaatbaar en afdwingbaar indien:
a. de informatie, vastlegging of databerichten zijn weergegeven of beschikbaar zijn gemaakt in elektronische vorm; of
b. de informatie, vastlegging of een databericht niet in elektronische vorm zijn opgeslagen, maar het wel de bedoeling is om de informatie, vastlegging of een databericht in elektronische vorm op te slaan teneinde ernaar te kunnen verwijzen om juridisch erkend te kunnen worden. Schriftelijke vaststelling
Artikel 5
Indien bij wettelijk voorschrift is vereist dat informatie, vastlegging of een databericht op schrift moet worden gesteld, is aan dat vereiste voldaan indien de informatie, de vastlegging of een databericht wordt gepresenteerd in elektronische vorm welke gebruikt kan worden als mogelijke referentie.
Aflevering en verzending van informatie
Artikel 6
1. Aan het wettelijk vereiste van verzending of aflevering van informatie, vastlegging of een databericht is voldaan, indien de informatie, vastlegging of het databericht in elektronisch vorm beschikbaar is gesteld.
2. Informatie of vastleggingen in elektronische von-n of een databericht worden geacht niet te zijn afgeleverd of verzonden, indien de informatie, de vastlegging of het databericht slechts beschikbaar en toegankelijk is, maar niet opgeslagen kan worden. Specifieke niet-elektronische vorm Artikel 7 1. Indien bij wettelijk voorschrift is vereist dat informatie, een vastlegging of een databericht in een specifieke, niet-elektronische vorm moet worden gepresenteerd, is aan die eis voldaan indien de informatie of vastlegging in elektronische vorm of het databericht:
a. essentieel dezelfde bij wet vereiste informatie bevat, en
b. toegankelijk is en bewaard kan worden voor referentie.
2. Waardepapieren kunnen elektronisch worden verwerkt conform de vereisten van een geautomatiseerd betaalsysteem, waarbij de elektronisch opgeslagen gegevens dezelfde juridische status hebben als de papieren documenten.
Specifieke niet-elektronische vorm
Artikel 7
1. Indien bij wettelijk voorschrift is vereist dat informatie, een vastlegging of een databericht in een specifieke, niet-elektronische vorm moet worden gepresenteerd, is aan die eis voldaan indien de informatie of vastlegging in elektronische vorm of het databericht:
a. essentieel dezelfde bij wet vereiste informatie bevat, en
b. toegankelijk is en bewaard kan worden voor referentie.
2. Waardepapieren kunnen elektronisch worden verwerkt conform de vereisten van een geautomatiseerd betaalsysteem, waarbij de elektronisch opgeslagen gegevens dezelfde juridische status hebben als de papierendocumenten.
Originele vorm
Artikel 8
1. Indien bij wettelijk voorschrift is vereist dat informatie, een vastlegging of een databericht in een originele vorm moet worden gepresenteerd, wordt aan dat vereiste voldaan indien de informatie, de vastlegging of het databericht wordt gepresenteerd in een elektronische vorm, waarbij tevens vereist is dat:
a. een zekere mate van betrouwbaarheid moet bestaan met betrekking tot het behoud van de integriteit van de informatie of de vastlegging in elektronische vorm of het databericht, dat als informatie is gepresenteerd; en
b. de informatie of vastlegging in elektronische vorm of het databericht toegankelijk is en bewaard kan worden voor referentie.
2. Voor de beoordeling van de integriteit van de informatie of vastlegging in elektronische vorm of een databericht, als bedoeld in lid 1, geldt als criterium de mate waarin bedoelde informatie of vastlegging in elektronische vorm of het databericht geheel onveranderd is gebleven.
3. Ten aanzien van het gestelde in lid 2 worden de veranderingen als gevolg van de normale gang ‘van zaken bij communicatie, opslag en weergave niet inbegrepen.
4. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid als bedoeld in lid 1 worden de omstandigheden meegenomen, inclusief het doel waarvoor de informatie of vastlegging in elektronische vorm of het databericht was gecreëerd.
Bewaring van informatie of vastleggingen in elektronische vorm en van databerichten
Artikel 9
Indien bij wettelijk voorschrift is vereist dat bepaalde informatie, vastleggingen of databerichten moeten worden bewaard, wordt aan dat vereiste voldaan indien bewaring van de informatie, de databerichten of vastleggingen in elektronische vorm plaatsvindt. De informatie, vastlegging of het databericht wordt geacht zo te zijn bewaard, dat ze gevrijwaard worden tegen elke wijziging, behoudens wijzigingen betreffende de drager of het elektronische formaat ervan.
Artikel 10
Informatie of vastlegging in elektronische vorm of een databericht wordt geacht niet bewaard te kunnen worden, indien degene die de informatie, vastlegging of het databericht ter beschikking stelt, verhindert dat het kan worden gereproduceerd door de ontvanger.
Kopieën
Artikel 11
Aan het wettelijk vereiste van gelijktijdige voorziening van één of meer kopieën van informatie, de vastlegging of het databericht aan één geadresseerde is voldaan, indien aan de geadresseerde een kopie in elektronische vorm wordt verstrekt.
Elektronisch getekende boodschap als origineel document
Artikel 12
Een afschrift van een databericht dat een elektronische handtekening bevat, heeft dezelfde rechtskracht als een document, vastlegging of ander databericht, dat voorzien is van een niet-elektronische handtekening.
Toelaatbaarheid als bewijs van elektronische vastleggingen
Artikel 13
Informatie of een vastlegging in elektronische vorm of een databericht is ook toelaatbaar als bewijs, indien het in elektronische vonn is of niet meer in de originele niet-elektronische vorm is, indien dit het beste bewijs is.
Elektronische legalisatie
Artikel 14
Indien bij wettelijk voorschrift of op basis van een overeenkomst ol akte vereist wordt dat informatie, of een handtekening, document of vastlegging wordt erkend, gewaarmerkt, gelegaliseerd of geverifieerd, is aan die eis voldaan, indien met betrekking tot de elektronische handtekening, het elektronisch document of de elektronische vastlegging, de elektronische handtekening van de persoon die bevoegd is om die handelingen te verrichten, tezamen met alle andere informatie die volgens de toepasselijke regelgeving daarvoor vereist is, aangehecht is aan of logisch geassocieerd is met de elektronische handtekening, document of vastlegging, die erkend, gewaarmerkt, gelegaliseerd of geverifieerd moet worden.
Elektronische aangetekende (post)zending Artikel 15 1. Onverminderd bijzondere wettelijke eisen ingev.olge postverzending, kan bij de verplichting tot verzending per aangetekende post, gebruik gemaakt worden van een gekwalificeerde dienst van elektronische aangetekende zending, indien de geadresseerde daarmee instemt. Aan de verplichting tot verzending per aangetekende post, is bij gebruikmaking van elektronische aangetekende zending, alsdan voldaan.
2. Voor de gegevens die via een gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende zending doorgestuurd en ontvangen worden, geldt het vermoeden van integriteit van de gegevens, bij het versturen van deze gegevens door de geïdentificeerde verzender en bij de ontvangst door de geïdentificeerde geadresseerde, en van de juistheid van de door de gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende zending aangegeven datum en aangegeven tijdstip van verzending en van ontvangst
3. Het rechtsgevolg en toelaatbaarheid als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures van gegevens die via een dienst voor elektronisch aangetekende bezorging verstuurd en ontvangen worden, mogen niet worden ontkend, enkel op grond van het feit dat de dienst elektronisch is of niet aan de eisen voor de gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende bezorging voldoet.
4. Een gekwalificeerde verlener van een dienst voor elektronische aangetekende zending kan op verzoek van de afzender de aangetekende zending materialiseren in papiervorm en het dan in een omslag met porto steken en laten bezorgen. Alsdan gelden de volgende voorwaarden:
a. de dienstverlener overhandigt de gematerialiseerde elektronische zending aan een postdienstverlener, die beschikt over een vergunning van de daartoe bevoegde post autoriteit in Suriname, ten laatste op de werkdag volgend op de deponering van de gekwalificeerde elektronische aangetekende zending;
b. de dienstverlener moet de afzender informeren over de datum waarop de verzending fysiek bij de postdienstverlener werd gedeponeerd;
c. de datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending, wordt gelijkgesteld met de datum van de deponering van het aangetekend schrijven bij de postdienstverlener, voor zover de verzending niet meer door de verzender gewijzigd of geannuleerd kan worden. De datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending, moet eveneens op of in de gematerialiseerde verzending voorkomen;
d. de dienstverlener bewaart de bewijzen van de deponering van de verzendingen bij de postdienstverlener gedurende vijf jaar;
e. de verzender moet in de dienstvoorwaarden duidelijk worden ingelicht over de aansprakelijkheidsverdeling tussen de gekwalificeerde verlener van een dienst van elektronische aangetekende zending en de postdienstverlener.
5. Bij of krachtens staatsbesluit worden, na overleg met het ministerie die belast is met postverzending, nadere criteria gesteld waaraan een gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende zending en een gekwalificeerde verlener van deze dienst moet voldoen.
HOOFDSTUK 3
TOTSTANDKOMING VAN OVEREENKOMSTEN LANGS ELEKTRONISCHE WEG
Artikel 16
In het kader van de totstandkoming van een overeenkomst geldt dat:
a. een aanbod of een acceptatie van een aanbod betreffende een goed of een dienst en iedere andere handeling die van belang is voor de uitvoering of totstandkoming van de overeenkomst, kan geschieden door middel van informatie of vastlegging in elektronische vorm of databericht; en
b. het feit dat de transactie is verricht in elektronische vorm of dat de informatie of een vastlegging van de onderhandeling of de totstandkoming van de overeenkomst in elektronische vorm is geschied, niet van invloed is op de rechtskracht, de geldigheid en uitvoerbaarheid van de overeenkomst.
Elektronische uiting van aanbod of acceptatie
Artikel 17
Tenzij partijen anderszins zijn overeengekomen, wordt een aanbod of cen acceptatie hiervan of enige andere handeling die van belang is om de uitvoering of totstandkoming van een overeenkomst langs elektronische weg mogelijk te maken, uitgedrukt door middel van informatie of een vastlegging in elektronische vorm of een databericht, waaronder begrepen een handeling in elektronische vorm, zoals het aanklikken van een icoon of knop of een andere manier van elektronisch communiceren, welke is bedoeld om uitdrukking te geven aan het aanbod, de acceptatie daarvan of de andere handeling.
Gebruik van elektronische agenten
Artikel 18
Aan een overeenkomst die tot stand is gekomen door de interactie van een elektronische agent en een persoon of door interactie van elektronische agenten, zal geen rechtskracht ontzegd worden, enkel op grond van het feit dat niemand de individuele handelingen welke zijn uitgevoerd door de elektronische agent, heeft beoordeeld of daartussen is gekomen.
Artikel 19
I . Een overeenkomst langs elektronische weg afgesloten of een transactie gepleegd in een elektronische omgeving door de interactie van een persoon en een elektronisch agent van een andere persoon is nietig, wanneer:
a. de eerstbedoelde persoon een materiële fout maakt in de informatie of databericht;
b. de elektronische agent van de andere persoon niet de gelegenheid geboden heeft om de fout te voorkomen of te corrigeren;
c. bij het constateren van de fout, de eerstbedoelde persoon de andere persoon op de hoogte stelt van de fout; d. de andere persoon geen stappen heeft ondernomen om de fout te corrigeren; en
e. de eerstbedoelde persoon van de andere persoon geen materieel voordeel heeft verkregen.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op elektronische veilingen en kansspelen. Toekenning van vastleggingen of databerichten
Artikel 20
Een vastlegging in elektronische vonn of een databericht wordt toegekend aan een bepaalde persoon, indien dit het resultaat is van een handeling van die persoon of van een handeling van zijn vertegenwoordiger of elektronische agent. Verzending en ontvangst van databerichten
Artikel 21
Tenzij de verzender en geadresseerde anders zijn overeengekomen, is informatie in elektronische vorm of een databericht verzonden, wanneer:
a. deze het informatiesysteem onder het beheer van de verzender, verlaat; of
b. de informatie in elektronische vorm of het databericht beschikbaar wordt gemaakt voor ontvangst en verwerking door de geadresseerde en de verzender en de geadresseerde hetzelfde informatiesysteem gebruiken.
Artikel 22
1. Tenzij de verzender en geadresseerde anders zijn overeengekomen, wordt informatie in elektronische vorm of een databericht geacht door een geadresseerde te zijn ontvangen wanneer:
a. het binnenkomt op een daartoe aangewezen of door de geadresseerde gebruikt informatiesysteem welke bedoeld is om de informatie in elektronische vorm of het databericht van het verzonden type te ontvangen;
b. de geadresseerde zich bewust wordt van de informatie in elektronische vorm of het databericht in diens informatiesysteem, indien de geadresseerde niet een informatiesysteem heeft aangewezen of gebruikt welke bedoeld is om de informatie in elektronische vorm of het databericht van het verzonden type te ontvangen.
2. Het bepaalde in lid 1 is van toepassing ongeacht het feit dat het informatiesysteem welke het elektronisch adres ondersteunt, op een andere plaats is gelegen dan de plaats waar de informatie in elektronische vorm of het databericht geacht wordt te zijn ontvangen volgens artikel 23.
Artikel 23
Tenzij de verzender en geadresseerde anders zijn overeengekomen, wordt een databericht geacht te zijn verzonden naar het zakelijke adres van de verzender en te zijn ontvangen op het zakelijke adres van de geadresseerde. Zakelijk adres
Artikel 24
1. Het zakelijke adres van elke partij is geacht te zijn:
a. het zakelijk adres dat het dichtst gerelateerd is aan de onderliggende elektronische transactie van een partij die meer dan één zakelijk adres heeft; of
b. het zakelijke hoofdadres van de verzender of geadresseerde van de communicatie, wanneer er geen onderliggende elektronische transactie is, tenzij de verzender en geadresseerde van een databericht anders zijn overeenkomen.
2. Een locatie wordt niet aangemerkt als een zakelijk adres slechts omdat die locatie de plaats is waar:
a. apparatuur en technologie die een informatiesysteem ondersteunen, gebruikt worden door een partij in relatie tot de totstandkoming van een contract, zijn gelegen; of
b. toegang tot het informatiesysteem kan worden verkregen door andere partijen.
3. Uit het enkele gebruik van een domeinnaam of een e-mailadres dat verbonden is met een specifiek land, kan niet worden verondersteld dat het zakelijk adres is gelegen in dat land.
Woonadres
Artikel 25
Indien de verzender of geadresseerde van een databericht geen zakelijk adres heeft, wordt het woonadres van de verzender of geadresseerde vastgesteld als de plaats van verzending en ontvangst.
HOOFDSTUK 4
ELEKTRONISCHE HANDTEKENING
Gebruik van elektronische handtekening
Artikel 26
Partijen betrokken bij een elektronische transactie kunnen overeenkomen dat gebruik wordt gemaakt van een bepaalde methode of vorm van elektronische handtekening, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Geldigheid van elektronische handtekening
Artikel 27
1. Een elektronische handtekening heeft dezeIfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien de methode die daarbij is gebruikt voor authenticatie voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische gegevens werden gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.
2. Een in lid 1 bedoelde methode wordt vermoed voldoende betrouwbaar te zijn, indien een elektronische handtekening voldoet aan de volgende eisen:
a. zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;
b. zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;
c. zij komt tot stand met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden;
d. zij is op zodanige wijze aan het elektronisch bestand waarop zij betrekking heeft verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord,
e. zij is gebaseerd op een certificaat dat is uitgebracht door een geaccrediteerde certificatiedienstverlener;
f. zij is gegenereerd door een veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen als bedoeld artikel 1 sub r.
3. Een in lid 1 bedoelde methode kan niet als onvoldoende betrouwbaar worden aangemerkt op de enkele grond dat deze:
a. niet is gebaseerd op een certificaat als bedoeld in artikel 41;
b. niet is gebaseerd op een door een certificatiedienstverlener als bedoeld in artikel 31 lid 1, afgegeven certificaat;
c. niet met een veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen, als bedoeld in artikel 1 sub r, is aangemaakt.
4. Tussen partijen kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 en 3.
5. Bij staatsbesluit:
a. kunnen nadere criteria van betrouwbaarheid van een gebruikte methode als bedoeld in lid 1 worden aangegeven;
b. worden de elektronische identificatiemiddelen die kunnen worden gebruikt voor het valideren van een elektronische handtekening vastgesteld.
6. Van informatie of een vastlegging in elektronische vorm of een databericht getekend met een elektronische handtekening, die voldoet aan de in lid 1 genoemde criteria, wordt de inhoud geacht onveranderd te zijn op het moment van ondertekening.
7. Een elektronische handtekening die geassocieerd is met een elektronisch identificatiemiddel, welke is uitgegeven door een geaccrediteerde certificatiedienstverlener als bedoeld in artikel 31, wordt geacht te voldoen aan de vereisten van betrouwbaarheid.
Encryptie
Artikel 28
1. Het gebruik van encryptietechnieken is toegestaan, onder de voorwaarde dat de gebruiker op wettige wijze de beschikking over deze technieken heeft verkregen en deze niet gebruikt voor onwettige activiteiten.
2. Bij staatsbesluit kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het gebruik van encryptietechnieken, met inbegrip van regels die beogen misbruik te voorkomen.
Pseudoniemen
Artikel 29
1. Een certificatiedienstverlener kan, op aangeven van een ondertekenaar, in het elektronisch identificatiemiddel een pseudoniem opnemen in plaats van de naam van ondertekenaar.
2. Onverminderd andere wettelijke bepalingen, is de certificatiedienstverlener die het certificaat heeft afgegeven verplicht, wanneer de ondertekenaar een pseudoniem gebruikt, de gegevens betreffende de identiteit van de ondertekenaar, waarover hij beschikt en die nuttig zijn voor het opsporen en vaststellen van inbreuken, mee te delen aan de bevoegde overheidsautoriteiten, wanneer zij daarom verzoeken.
HOOFDSTUK 5
ACCREDITATIE-INSTANTIE EN CERTIFICATIEDIENSTVERLENERS
Accreditatie-instantie
Artikel 30
1. Bij of krachtens staatsbesluit wordt de accreditatie-instantie aangewezen.
2. De accreditatie-instantie is onder meer belast met: a. het vaststellen van standaarden, regels en beleid voor de lokale hoofdinfrastructuur; b. het goedkeurings- en controleproces van, alsook het toezicht op certificatiedienstverleners.
3. De nadere taken en bevoegdheden, procedures en financiële middelen van de accreditatie-instantie worden bij de aanwijzing als bedoeld in lid 1, nader geregeld.
Registratie en accreditatie
Artikel 31
1. Onverminderd de eisen met betrekking tot de vestiging en uitoefening van een bedrijf of een beroep in Suriname, mogen certificatiedienstverleners in Suriname hun diensten slechts aanbieden, indien zij zijn geregistreerd als geaccrediteerde certificatiedienstverleners door de accreditatie-instantie.
2. De accreditatie geschiedt, indien voldaan wordt aan de eisen vastgesteld in artikel 33. 3. Door de accreditatie-instantie wordt een register bijgehouden van geaccrediteerde certificatiedienstverleners. Het register is openbaar en een ieder kan inzage hebben in het register.
Aanvraag voor registratie en accreditatie
Artikel 32
1. De aanvraag voor registratie als een geaccrediteerde certificatiedienstverlener wordt ingediend bij de accreditatie-instantie. Bij staatsbesluit wordt het daarbij te betalen bedrag vastgesteld.
2. Bij de aanvraag als bedoeld in lid 1 worden bijgevoegd:
a. de naam en het zakelijke adres van de aanvrager; en
b. het bewijs van eventuele accreditatie als certificatiedienstverleners.
3. In geval de aanvrager reeds beschikt over een geldige accreditatie als certificatiedienstverlener, worden bij de aanvraag tevens bijgevoegd:
a. de naam en adres van de accreditatie-instantie;
b. de termijn van de geldigheid van de accreditatie.
4. Indien de aanvrager bij de aanvraag nog geen geldige accreditatie heeft, wordt hij onderworpen aan een controle van zijn activiteiten en systemen om vast te stellen dat voldaan is aan de eisen bedoeld in artikel 33.
5. Indien de accreditatie-instantie vaststelt dat de aanvrager heeft voldaan aan de eisen van accreditatie, wordt hiervan schriftelijke mededeling gedaan aan de aanvrager.
6. De Minister kan nadere regels vaststellen met betrekking tot accreditatie en registratie en de daarbij te overleggen informatie, na overleg met de accreditatie-instantie.
Vereisten voor accreditatie van certificatiedienstverlener
Artikel 33
Een certificatiedienstverlener die gekwalificeerde elektronische identificatiemiddelen uitbrengt dient:
a. werknemers in dienst te hebben met aantoonbare expertise en ervaring die nodig zijn voor de uitoefening van de aan een certificatiedienstverlener verbonden activiteiten, met name met betrekking tot het beheer, de gebruikte technologie, de elektronische authenticatie en beveiligingsprocedures;
b. bestuurlijke en beheerprocedures te verrichten conform de erkende standaarden;
c. gebruik te maken van betrouwbare systemen en producten die zijn beveiligd tegen modificatie en die technische encryptie beveiliging veilig stellen,
d. over voldoende financiële middelen te beschikken, om activiteiten te verrichten in overeenstemming met de vereisten en elke andere voorzieningen zoals in deze wet vermeld en het aansprakelijkheidsrisico draagt voor eventuele schade;
e. veilige procedures te hebben om de identiteit van de ondertekenaars te verifiëren en aan wie gekwalificeerde elektronische identificatiemiddelen zijn uitgebracht;
f. een stipt en veilig systeem voor registratie en eventueel een systeem voor onmiddellijke herroeping van een gekwalificeerd elektronisch identificatiemiddel te onderhouden;
g. maatregelen te nemen tegen vervalsing van een gekwalificeerd elektronisch identificatiemiddel en waar van toepassing, de volledige confidentialiteit garanderen gedurende het proces dat de handtekening data wordt gecreëerd;
h. te voldoen aan het bepaalde in artikel 56;
i. te voldoen aan eventueel nadere door de Minister gestelde regels.
Registratie
Artikel 34
1. Indien de accreditatie-instantie akkoord gaat met een voorafgaande accreditatie van de aanvrager en deze voldoet aan de vereisten van artikel 33, vindt de registratie van de aanvrager door de accreditatie instantie plaats.
2. Indien de aanvrager geen voorafgaande accreditatie heeft, maar wel voldoet aan de vereisten bedoeld in de artikelen 32 en 33, ontvangt de aanvrager een kennisgeving van accreditatie en vindt registratie van de aanvrager door de accreditatie-instantie plaats.
3. Van het besluit bedoeld in de leden 1 en 2, wordt door de accreditatie instantie de mededeling schriftelijk gedaan aan de aanvrager.
Erkenning van gekwalificeerde externe elektronische identificatiemiddelen
Artikel 35
1. Door de accreditatie-instantie kunnen elektronische identificatiemiddelen of categorieën van elektronische identificatiemiddelen, uitgebracht door geaccrediteerde certificatiedienstverleners die buiten Suriname zijn gevestigd, erkend worden als gekwalificeerde elektronische identificatiemiddelen.
2. Van elektronische identificatiemiddelen of categorieën identificatiemiddelen, als bedoeld in lid 1, wordt door de accreditatie instantie een register bijgehouden. In het register wordt tevens vermeld:
a. de uitgevende buiten Suriname gevestigde certificatiedienstverlener;
b. de geldigheidsperiode van het identificatiemiddel;
c. wanneer een gekwalificeerd elektronisch identificatiemiddel is ingetrokken.
3. Door de accreditatie-instantie kunnen nadere gegevens gevraagd worden voor opname in het register.
Notificatie van naleving wettelijke vereisten
Artikel 36
1. Een geregistreerde certificatiedienstverlener doet jaarlijks aan de accreditatie-instantie verslag omtrent de naleving van de vereisten bedoeld in artikel 33 en betaald daarbij tevens een bij staatsbesluit vast te stellen vergoeding.
2. Indien niet aan de verplichting in lid 1 wordt voldaan, is het bepaalde in artikel 39 van overeenkomstige toepassing.
3. Met betrekking tot het bepaalde in lid 1 worden door de Minister nadere regels vastgesteld.
Toezicht door de accreditatie -instantie
Artikel 37
1. De accreditatie-instantie is bevoegd toezicht uit te oefenen op de naleving van de wettelijke vereisten voor certificatiedienstverleners.
2. Bij de uitoefening van het in lid 1 bedoelde toezicht, kan de accreditatie-instantie één of meer deskundigen inzetten.
3. Bij of krachtens staatsbesluit worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot het in dit artikel bedoelde toezicht.
4. Het bepaalde in artikel 69 en 70 is zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Verantwoordelijkheid om mee te werken aan de controle
Artikel 38
1. Een certificatiedienstverlener is, in verband met de uitoefening van toezicht door de accreditatie-instantie, verplicht daarbij alle medewerking en assistentie aan deze instantie te verlenen.
2. Door de certificatiedienstverlener worden aan de accreditatie-instantie de gevraagde documenten en informatie beschikbaar gesteld. Artikel 39 1. Indien een certificatiedienstverlener niet of niet langer voldoet aan de vereisten ingevolge artikel 33, is de accreditatie-instantie bevoegd:
a. de aan de certificatiedienstverlener verleende accreditatie in te trekken en de registratie in het in artikel 31 lid 5 bedoelde register als ingetrokken aan te merken;
b. tot het doen beëindigen van bepaalde, dan wel alle door de certificatiedienstverlener verrichte activiteiten, daarbij inbegrepen het stopzetten van het uitbrengen van elektronische identificatiemiddelen; of
c. tot het treffen van alle nodige maatregelen die kunnen bewerkstelligen dat de certificatiedienstverlener alsnog in overeenstemming handelt met de vereisten zoals vastgelegd in artikel 33.
2. De certificatiedienstverlener is de kosten in verband met de toepassing van het bepaalde in lid 1 aan de accreditatie-instantie verschuldigd. De certificatiedienstverlener is eveneens schadevergoeding verschuldigd aan de gebruikers van de diensten van de certificatiedienstverlener die als gevolg van de toepassing van lid 1 schade hebben geleden.
3. Een besluit van de accreditatie-instantie als bedoeld in lid 1 onder a en b, wordt gepubliceerd in het Advertentieblad van de Republiek Suriname en eventueel ook op een andere door de accreditatie-instantie vast te stellen wijze.
Aanvullende verantwoordelijkheden van een certificatiedienstverlener
Artikel 40
Een certificatiedienstverlener zal een actueel bestand bijhouden van houders van elektronische identificatiemiddelen, teneinde na te kunnen gaan:
a. wanneer een certificaat is vervallen of ingetrokken,
b. wat de geldigheidsperiode van het certificaat is; of
c. als het gekwalificeerd elektronisch identificatiemiddel beperkingen bevat met betrekking tot de reikwijdte van de waarde in relatie tot de elektronische transacties voor welke de handtekening kan worden gebruikt.
Certificaten
Artikel 41
Door certificatiedienstverleners uit te geven gekwalificeerde certificaten voor elektronische handtekeningen bevatten tenminste de navolgende gegevens:
a. de identificatie en het land van vestiging van de uitgever;
b. de naam van de ondertekenaar of een als zodanig geïdentificeerd pseudoniem,
c. ruimte voor een specifiek attribuut van de ondertekenaar, dat indien nodig afhankelijk van het doel van het certificaat, kan worden vermeld;
d. gegevens voor het verifi&en van de handtekening die overeenstemmen met de gegevens voor het aanmaken van de handtekening die onder controle van de houder staan;
e. het begin en einde van de geldigheidsduur van het certificaat;
f. de identiteitscode van het certificaat;
g. de elektronische handtekening van de uitgever;
h. voor zover van toepassing, beperkingen betreffende het gebruik van het certificaat, waaronder mogelijke begrenzing van de waarde die is gemoeid met de overeenkomsten waarvoor het certificaat kan worden gebruikt.
Intrekking of verval van het certificaat
Artikel 42
1. De geldigheid van een certificaat eindigt wanneer deze wordt ingetrokken of wanneer deze vervalt.
2. Wanneer er ernstige twijfels bestaan over het behoud van de vertrouwelijkheid van de gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening of wanneer de in het certificaat opgenomen gegevens niet meer met de werkelijkheid overeenstemmen, dient de houder van een certificaat deze te laten intrekken.
3. Een certificaat wordt door de certificatiedienstverlener die deze heeft uitgebracht, onmiddellijk ingetrokken:
a. op verzoek van een ondertekenaar, al dan niet vanwege de in lid 1 bedoelde situatie,
b. indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het certificaat werd afgegeven op basis van foutieve of vervalste gegevens;
c. indien de in het certificaat opgenomen informatie niet meer met de werkelijkheid overeenstemt; of
d. indien de vertrouwelijkheid van de gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening werd geschonden;
e. indien de rechter een dergelijke maatregel heeft bevolen,
f. indien de certificatiedienstverlener diens activiteiten stopzet, zonder dat deze in hun totaliteit worden overgenomen door een andere certificatiedienstverlener die een gelijkwaardig kwaliteits- en veiligheidsniveau waarborgt;
4. De certificatiedienstverlener brengt de certificaathouder op de hoogte van de intrekking en motiveert diens beslissing, behalve indien de intrekking plaatsvond op verzoek van de certificaathouder of bij diens overlijden of ontbinding.
5. Een certificaat vervalt, wanneer de termijn waarvoor deze is uitgegeven, is verstreken, zonder dat verlenging is geschied.
6. Een maand voor het verval van een certificaat brengt de certificatiedienstverlener de certificaathouder hiervan schriftelijk op de hoogte.
7. Wanneer een certificaat van elektronische handtekening vervalt of ingetrokken wordt, mag de houder na de vervaldatum of na intrekking geen gebruik meer maken van de overeenkomstige gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening of om deze gegevens te ondertekenen of te laten certificeren door een andere certificatiedienstverlener.
8. Een certificatiedienstverlener garandeert, dat de datum en tijd van de intrekking of verval van een elektronisch identificatiemiddel exact kan worden bepaald.
9. Indien een certificaat vervalt of ingetrokken wordt, vindt registratie plaats conform artikel 40 onder a.
Aansprakelijkheid van de certificatiedienstverlener
Artikel 43
1. Een certificatiedienstverlener is aansprakelijk voor schade die gebruikers van een door hem uitgebracht elektronisch identificatiemiddel ondervinden, indien:
a. hij niet heeft voldaan aan het gestelde in de artikelen 27 en 33;
b. het certificaat, na verstrekking, foutievé informatie bevat;
c. de intrekking van het certificaat niet werd geregistreerd.
2. Een certificatiedienstverlener is voorts aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel door garantstelling van een elektronisch identificatiemiddel van een andere dienstverlener.
HOOFDSTUK 6
INTERMEDIAIRS EN PROVIDERS
Aansprakelijkheid
Artikel 44
1. Indien een intermediair of provider, feitelijke kennis heeft verkregen van informatie of vastlegging in elektronische vorm of een databericht die aanleiding kan zijn tot een civielrechtelijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid, dient deze, zo spoedig mogelijk na de kennisneming daarvan:
a. de betreffende informatie te onttrekken aan publieke toegang en dit veilig te stellen in elk informatiesysteem;
b. in geval van strafrechtelijke aansprakelijkheid, het Openbaar Ministerie op de hoogte te stellen van de relevante feiten en van de identiteit van de persoon voor wie de intermediair diensten levert met betrekking tot de informatie, zoals de identiteit van die persoon die bekend is bij de intermediair.
2. Een intermediair of provider, is niet aansprakelijk — op grond van overeenkomst, onrechtmatige daad, onder de wet of anderszins – jegens derden, inclusief degene namens wie hij, diensten verleent met betrekking tot informatie in een databericht of een elektronische vastlegging, voor handelingen die deze bij het uitoefenen van de bevoegdheden krachtens dit artikel, in goed vertrouwen verricht.
3. Een ieder die melding maakt bij een intermediair of provider, van onwettige activiteiten, terwijl dit in strijd is met de waarheid, handelt onrechtmatig en is aansprakelijk voor schade, indien door zijn toedoen de informatie in een databericht of elektronische vastlegging als bedoeld in lid 1 ten onrechte wordt verwijderd.
Artikel 45
Een intermediair of provider, die enkel voorziet in een transmissielijn voor databerichten, vastleggingen of informatie in elektronische vorm is niet aansprakelijk voor de inhoud van bedoelde databerichten, vastleggingen of informatie, indien de intermediair of provider, geen feitelijke kennis heeft ten aanzien van het materiaal op het netwerk, onverminderd het bepaalde in artikel 44.
Gedragscodes en dienstverlening standaarden
Artikel 46
1. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen, ter uitvoering van deze wet, gedragscodes en standaarden voor intermediairs en providers, worden vastgesteld.
2. Intermediairs of providers, zijn verplicht te voldoen aan de in lid 1 bedoelde gedragscodes en standaarden.
HOOFDSTUK 7
ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING DOOR DE OVERHEID
Elektronische uitoefening van taken en bevoegdheden
Artikel 47
1. Onverminderd het bepaalde in wettelijke regelingen en voor zover de aard van de rechtsbetrekkingen zich daartegen niet verzetten, zijn bestuursorganen bevoegd om daaruit voortvloeiende functies elektronisch uit te oefenen. Hiertoe behoren onder meer:
a. archivering of verkrijging van documenten of informatie in welke vorm dan ook;
b. creëren of bewaren van documenten;
c. bewaring van documenten, vastleggingen of informatie in de originele vorm; of
d. verstrekking van vergunningen, goedkeuringen of toekenning van enig ander recht.
2. Ingeval het in lid 1 bedoelde orgaan haar werkzaamheden op elektronische wijze uitoefent, worden door haar aangegeven:
a. de wijze waarop de documenten, vastleggingen of informatie in elektronische vorm zullen worden gearchiveerd, gecreerd, bewaard, uitgebracht of geleverd, alsmede het formaat daarvan;
b. de wijze waarop de handtekening in elektronische vorm wordt toegevoegd aan de documenten, vastleggingen of informatie, het format daarvan, alsmede de door de certificatiedienstverlener gebruikte identiteit en criteria;
c. de beheerprocessen en procedures die nodig zijn ter verandering van de integriteit, veiligheid en vertrouwelijkheid van documenten, vastleggingen of informatie in elektronische vorm; en
d. alle andere vereisten voor documenten en vastlegging van informatie in elektronische vorm die gangbaar en gespecificeerd zijn voor gerelateerde papieren documenten.
Documenten voor inspectie
Artikel 48
In geval ingevolge enige wettelijke regeling ten behoeve van het toezicht daarvan documenten, vastleggingen of informatie beschikbaar moeten worden gesteld, kan aan dit vereiste worden voldaan door deze documenten, vastleggingen of informatie in elektronische vorm beschikbaar te stellen.
Verkeer tussen burgers en bestuursorganen langs elektronische weg
Artikel 49
1. In het verkeer tussen burgers en bestuursorganen kan een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van dit artikel in acht worden genomen.
2. Het eerste lid geldt niet, indien:
a. dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is bepaald, of
b. een vormvoorschrift zich tegen elektronische verzending verzet.
3. Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
4. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch.
5. Indien een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzendt, geschiedt dit op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
6. Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg. Bij wet kan het gebruik van de elektronische weg verplicht worden voorgeschreven.
7. Het feit dat de weg voor elektronische verzending geopend is, als bedoeld in lid 6, wordt door het bestuursorgaan gepubliceerd in het Advertentieblad van de Republiek Suriname.
8. Een bestuursorgaan kan elektronisch verschafte gegevens en bescheiden weigeren voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor het bestuursorgaan zou leiden.
9. Een bestuursorgaan kan een elektronisch verzonden bericht weigeren voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
10. Het bestuursorgaan deelt een weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de afzender mede.
11. Aan het vereiste van ondertekening is voldaan door een elektronische handtekening indien de methode die daarbij voor authenticatie is gebruikt voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en de inhoud van het elektronische bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt. Het bepaalde in artikel 27 lid 2 tot en met 7 is van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van het bericht zich daartegen niet verzet. Bij wettelijk voorschrift kunnen aanvullende eisen worden gesteld.
12. Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
13. Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt.
14. Het bestuursorgaan kan een wettelijke termijn voor de indiening van een bericht verlengen wegens een verminderde elektronische bereikbaarheid van het bestuursorgaan.
15. Het bestuursorgaan doet van de in lid 14 bedoelde verlenging van de termijn zo spoedig mogelijk mededeling op een zodanige wijze dat degenen die gebruikmaken van de betreffende wijze van elektronische verzending hiervan tijdig kennis kunnen nemen.
16. Indien voor de indiening van een bericht bij een bestuursorgaan een termijn is gesteld, en het bestuursorgaan is in een periode voorafgaand aan het einde van die termijn enige tijd niet bereikbaar via de met toepassing dit artikel, voor dat bericht aangewezen wijze van elektronische verzending, wordt de verzender de overschrijding van die termijn niet tegengeworpen indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verzender in verzuim is geweest.
17. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen nadere regels worden gesteld over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen wegens verstoring van de in dit artikel aangewezen wijze van verzending van elektronische berichten.
18. De verstrekking en ontvangst van elektronische informatie tussen bestuursorganen en één of meer geadresseerde burgers kan geschieden door middel van een uniek elektronisch adres, die elke burger automatisch ontvangt van het daartoe door de overheid aangewezen bestuursorgaan.
I9. Diegene die geen gebruik wenst te maken van het automatisch toegekende uniek elektronisch adres, maakt dit schriftelijk kenbaar aan het bestuursorgaan welke is belast met verstrekking daarvan, onder opgaaf van zijn woon- of zakelijk adres.
20. Indien de burger alsnog van het elektronisch adres gebruik wenst te maken, dient deze hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het in lid 18 bedoelde bestuursorgaan, die binnen drie dagen na ontvangst van het verzoekschrift aan de ingezetene het uniek elektronisch adres ter beschikking stelt. 21. Een overheidsdienst of instantie kan betaling langs elektronische weg ontvangen of verrichten, op een manier die is aangegeven door de overheidsdienst of instantie en is goedgekeurd door het Ministerie van Financiën.
HOOFDSTUK 8
E-COMMERCE EN CONSUMENTENBESCHERMING
Artikel 50
1. Bij e-commerce gericht aan consumenten dient steeds duidelijk te zijn dat het betreft e-commerce.
2. De aanbieder van e-commerce gericht aan consumenten, dient duidelijk identificeerbaar te zijn, conform de in artikel 53 aangegeven wijze.
3. Wanneer de aanbieder van e-commerce: a. gebruik maakt van wedstrijden en spelen; of b. zich bedient van aanbiedingen, waaronder onder meer kortingen, premies en geschenken worden begrepen, moet het voor de ontvanger duidelijk zijn, dat gebruik gemaakt wordt van wedstrijden, spelen of aanbiedingen, terwijl de voorwaarden voor deelneming gemakkelijk te vervullen moeten zijn en nauwkeurig en ondubbelzinnig moeten worden voorgesteld.
Artikel 51
Bij of krachtens staatsbesluit kunnen:
a. categorieën van e-commerce worden aangewezen waarbij het verboden is deze langs elektronische weg te doen plaatsvinden,
b. categorieën van personen worden aangewezen tot wie het verboden is e-commerce te richten;
c. soorten overeenkomsten worden aangewezen die: i. niet langs elektronische weg of niet inet behulp van een of meer met name genoemde elektronische technieken mogen worden gesloten, dan wel ook langs niet-elektronische weg toegankelijk moeten blijven;
d. omtrent e-commerce verplichte mededelingen worden voorgeschreven;
e. nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inhoud en aard van de e-commerce, de aard of omvang van elektronische handel en de doelgroep.
Artikel 52
1. Bij ongevraagde e-commerce dient steeds duidelijk en ondubbelzinnig voor de ontvanger te blijken dat het gaat om ongevraagde e-commerce.
2. De ontvanger van ongevraagde e-commerce wordt bij iedere zodanige uiting een goed herkenbare en eenvoudige mogelijkheid gegeven om bezwaar te maken tegen nieuwe uitingen. Is een zodanig bezwaar eenmaal te kennen gegeven, dan is het versturen van ongevraagde e-commerce naar deze ontvanger verboden.
3. Aan de maatregelen, bedoeld in lid 2, zijn voor de in die leden bedoelde personen geen kosten verbonden.
Artikel 53
1. De aanbieder van e-commerce gericht aan consumenten, vermeldt bij diens e-commerce volledig en duidelijke ten minste de volgende gegevens:
a. diens naam, plaats van vestiging en diens adres;
b. de gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met deze mogelijk maken, met inbegrip van diens elektronisch postadres;
c. waar en wanneer inschrijving in het handelsregister heeft plaatsgevonden, met inbegrip van het inschrijvingsnummer, dan wel waar en wanneer de aanbieder op andere wijze staat geregistreerd, tenzij voor inschrijving of registratie geen verplichting bestaat;
d. de verschillende te volgen etappes om tot een overeenkomst via internet te komen;
e. een nauwkeurige en ondubbelzinnige aanduiding van het product of de dienst, de prijs, provisie of andersoortige vergoedingen en kosten;
f. de wijze van betalen en van de levering of uitvoering;
g. de van toepassing zijnde voorwaarden waaronder, voor zover van toepassing, onder meer zijn begrepen een aanduiding van de regio waarvoor het aanbod geldt, de herroepelijkheid of onherroepelijkheid van het aanbod en de duur daarvan, de leveringstijd, de eventuele bijkomende kosten, met inbegrip van transportkosten en verzekeringspremies;
h. de overige rechten en verplichtingen van partijen, met inbegrip van opzeggings- en andere beëindigingsmogelijkheden, alsmede
i. het toepasselijke recht en de wijze van geschillenbeslechting.
2. Wanneer dit in redelijkheid nodig is voor de uitvoering en afwikkeling van een overeenkomst via internet vermeldt de aanbieder van e-commerce voorts de naam, plaats van vestiging en het adres van diens vertegenwoordigers in het land waar de wederpartij woont of gevestigd is.
3. De aanbieder van e-commerce die een beroep uitoefent welke in diens land van vestiging, en in het land waarin deze regelmatig diens diensten verleent, door of vanwege de overheid of een semi-publiekrechtelijk lichaam, met inbegrip van een orde van beroep of soortgelijke instelling, is gereglementeerd, is voorts gehouden om informatie te verstrekken bij wie en sinds wanneer deze staat ingeschreven, alsmede een correcte omschrijving van diens beroep en van relevante van toepassing zijnde beroepsregels, met inbegrip van een bestaande klachtenprocedure.
4. Bij of krachtens staatsbesluit: a. worden nadere regels gesteld ter zake het verstrekken informatie; b. kunnen categorieën van beroepsbeoefenaren geheel of gedeeltelijk van de in lid 3 bedoelde verplichting worden ontheven.
5. Een leverancier of dienstverlener zal bij betaling via elektronische weg gebruik maken van een betalingssysteem dat voldoende beveiligd is, gelet op de stand van de techniek op het moment van totstandkoming van de rechtshandeling en de aard van de rechtshandeling.
6. De leverancier of dienstverlener is aansprakelijk voor iedere schade die geleden wordt door de consument, als gevolg van het niet voldoen aan het bepaalde in lid 5.
Artikel 54
1. Op de bescherming van persoons identificatiegegevens door een aanbieder van e-commerce, is het bepaalde in of krachtens artikel 72 van overeenkomstige toepassing.
2. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen ter zake van de bescherming van persoons identificatiegegevens nadere regels worden gesteld.
Artikel 55
Ten aanzien van de vertrouwelijke behandeling van informatie door een aanbieder van e-commerce, de waarborging van de vertrouwelijkheid en kennisgevingen in dit kader is het bepaalde in of krachtens artikel 73 van overeenkomstige toepassing. Minimum Informatie betreffende elektronische identificatiemiddelen
Artikel 56
Voordat een elektronische overeenkomst tot stand wordt gebracht waarbij uitgifte van een gekwalificeerd elektronisch identificatiemiddel wordt vereist, wordt door de certificatiedienstverlener aan de wederpartij, die vraagt om het elektronisch identificatiemiddel, het volgende schriftelijk meegedeeld:
a. de voorwaarden en condities met betrekking tot het gebruik van het elektronisch identificatiemiddel, inclusief eventuele beperkingen op de reikwijdte van de bedragen;
b. elke vereiste met betrekking tot opslag en bescherming van de handtekening creërende data door de ondertekenaar;
c. de kosten voor het verkrijgen en gebruiken van het elektronisch identificatiemiddel of gebruik van de andere diensten van de certificatiedienstverlener;
d. of de certificatiedienstverlener is geaccrediteerd; en
e. wat de procedure voor klachtenbehandeling is.
Aansprakelijkheid van de dienstenaanbieder van e-commerce
Artikel 57
1. Een dienstenaanbieder van e-commerce is niet aansprakelijk voor de inhoud van e-commerce of andere informatie die door diens tussenkomst via elektronische weg wordt verzonden of opgeslagen, wanneer deze: a. niet degene is van wie de informatie afkomstig is; b. de ontvanger van de informatie niet heeft geselecteerd;
c. de doorgegeven informatie niet heeft geselecteerd noch gewijzigd;
d. niet daadwerkelijk kennis ervan heeft dat de informatie onwettig is of onwettige activiteiten betreft; en
e. geen verbod overtreedt door diens diensten aan te bieden.
2. Een dienstenaanbieder van e-commerce is gehouden om informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, zodra hem door of namens de Minister, onder opgaaf van redenen, de verwijdering van de informatie is gelast of de toegang daartoe is verboden, alsmede wanneer het hem duidelijk moet zijn dat deze informatie onwettig is of onwettige activiteiten betreft.
3. De Minister kan de in lid 2 bedoelde verwijdering slechts laten gelasten en de toegang slechts laten verbieden, wanneer de informatie onwettig is of onwettige activiteiten betreft, of in strijd is met de openbare orde en goede zeden, dan wel wanneer het algemeen belang of de veiligheid van Suriname dat vordert.
Recht op beëindiging
Artikel 58
Een consument die niet is voorzien van de informatie als bedoeld in de artikelen 53 en 56 heeft het recht op beëindiging van de overeenkomst binnen 30 (dertig) kalenderdagen, behoudens dat de consument geen enkel materieel voordeel heeft ontvangen als gevolg van de transactie.
HOOFDSTUK 9
BUITENGERECHTELIJKE GESCHILLENBESLECHTING
Artikel 59
1. Partijen kunnen zich, ter beslechting van gerezen geschillen die betrekking hebben op elektronische transacties, e-commerce, aansprakelijkheid van de dienstenaanbieder, bescherming van de vertrouwelijkheid en privacy, alsmede certificaten en certificaatdienstverleners, onderwerpen aan arbitrage of bindend advies, indien het geschil ter hunner vrije beschikking staat, zij het daarover eens zijn en er gehandeld wordt in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving in Suriname.
2. Alvorens de zaak voor te leggen aan de rechter of te onderwerpen aan arbitrage, mogen partijen, indien de aard van het geschil dit toelaat en zij het daarover eens zijn, het geschil ook eerst proberen te beslechten door middel van bemiddeling.
3. Bij staatsbesluit kunnen ook andere categorieën van geschillen worden aangewezen die voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting in aanmerking komen.
HOOFDSTUK 10
ADMINISTRATIEVE SANCTIES
Last onder dwangsom
Artikel 60
1. De Minister of een bij of krachtens staatsbesluit aangewezen instantie is bevoegd om in geval van een overtreding van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, aan de betroldcene een bestuurlijke sanctie op te leggen, bestaande uit een herstelsanctie met de verplichting tot:
a. het verrichten van wat is nagelaten in strijd met deze wet;
b. tenietdoening van wat in strijd met zulks voorschrift is verricht; alsmede
c. het verrichten van prestaties tot het herstellen van de gevolgen daarvan, alles op kosten van de betrokkene.
2. Indien noodzakelijkerwijs schade aan derden hersteld moet worden door de Staat, komen de kosten voor rekening van betroldcene.
3. De Minister of de bij of krachtens staatsbesluit aangewezen instantie, is bevoegd om, naast de verplichting tot herstel, een dwangsom op te leggen.
4. Tot het opleggen van een verplichting als beclocld in lid 1 en cen dwangsom als bedoeld in lid 3 kan niet worden overgegaan, dan nadat de betrokkene is gehoord of daartoe behoorlijk is opgeroepen.
5. Het bedrag van de dwangsom bedraagt ten hoogste SRD 500,– (Vijfhonderd Surinaamse dollar) per dag, tot een maximum van SRD 100.000,– (Eenhonderd Duizend Surinaamse dollar) in totaal.
6. Bij het vaststellen van de dwangsom wordt in ieder geval rekening gehouden met de ernst en de duur van de overtreding, alsmede de aard en de omvang van de verplichting als bedoeld in lid 1.
7. De Minister of de bij of krachtens staatsbesluit aangewezen instantie, die de verplichting als bedoeld in lid 1, al dan niet onder dwangsom heeft opgelegd, kan op verzoek van de overtreder de verplichting opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
8. De bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van twee jaren na de dag waarop zij is verbeurd.
Dwangbevel
Artikel 61
1. De Minister of de bij of krachtens staatsbesluit aangewezen instantie, is bevoegd een dwangbevel uit te vaardigen teneinde de ingevolge lid 3 alsmede alle andere ingevolge deze wet verschuldigde geldsommen in te vorderen, indien de volledige betaling door een overtreder niet binnen de in lid 3 gestelde aanmaningstermijn heeft plaatsgevonden. Het dwangbevel kan evenwel zonder aanmaning en voor het verstrijken van bij wettelijk voorschrift gestelde of eerder gegunde betalings- of aanmaningstermijnen worden uitgevaardigd of ten uitvoer worden gelegd, indien het op voorhand duidelijk is dat de overtreder niet aan diens geldelijke verplichtingen zal voldoen.
2. Het dwangbevel vermeldt in ieder geval: a. aan het hoofd het woord “dwangbevel”; b. het bedrag van de invorderbare hoofdsom; c. de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de geldschuld voortvloeit; d. de kosten van het dwangbevel; en e. dat het op kosten van de schuldenaar ten uitvoer kan worden gelegd; en voorts indien van toepassing f. het bedrag van de aanmaningsvergoeding; en g. de ingangsdatum van de wettelijke rente.
3. Alvorens een dwangbevel uit te vaardigen wordt de overtreder aangemaand tot betaling, binnen een termijn van 4 (vier) weken. De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze kan worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen.
4. Voor de aanmaning wordt een vergoeding in rekening gebracht. De hoogte van de vergoeding wordt bij of krachtens staatsbesluit vastgesteld. De aanmaning vermeldt de vergoeding die in rekening wordt gebracht.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
HOOFDSTUK 11
BEZWAAR EN BEROEP
Bezwaar
Artikel 62
1. Degene die rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door een bij of krachtens deze wet genomen besluit van een bestuursorgaan, dat geen algemeen verbindende regel bevat, kan daartegen bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen
2. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen of heeft nagelaten; het bezwaarschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar.
3. Dit bezwaar wordt ingediend binnen 30 (dertig) dagen nadat het gewraakte besluit te zijner kennis is gebracht of de wettelijke termijn is verstreken waarbinnen het besluit ter kennis van de belanghebbende is gebracht.
4. Op het bezwaar als bedoeld in lid 1 wordt binnen 7 (zeven) dagen na de datum van indiening door het bestuursorgaan na heroverweging, een besluit genomen en wordt: a. het betreffende besluit waartegen bezwaar is ingediend behouden, al dan niet met verbetering van de gronden; of b. voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het betreffende besluit waartegen bezwaar is ingediend geheel of gedeeltelijk herroepen en wordt voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit genomen.
5. Voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist, hoort zij belanghebbenden; het bestuursorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte. Administratief beroep en beroep bij de kantonrechter
Artikel 63
1. Degene die zich op feitelijke of rechtsgronden niet kan verenigen met een besluit inzake het bezwaar ingevolge artikel 62 of een afwijzing van het bezwaar, kan daartegen administratief beroep instellen bij een hiërarchisch hoger orgaan dan het orgaan welke het besluit heeft genomen.
2. Het instellen van administratief beroep geschiedt door het indienen van een ondertekend beroepschrift, welke ten minste bevat:
a. de naam en het adres van de indiener
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, d. de gronden van het beroep.
3. Het beroep wordt ingesteld binnen 30 (dertig) dagen nadat het besluit bekend gemaakt is aan de belanghebbende, respectievelijk binnen (30) dertig dagen na het verstrijken van de in artikel 62 lid 3 opgenomen termijn.
4. Op het beroep wordt binnen 30 (dertig) dagen na de datum van indiening van het beroepschrift beslist.
5. De in lid 4 bedoelde beslissing kan inhouden, dat het beroep niet ontvankelijk, gegrond of ongegrond wordt verklaard. De beslissing wordt onverwijld, tegen ontvangstbevestiging, ter kennis van de indiener van het beroep gebracht.
6. Indien het beroep gegrond wordt verklaard, voorziet het in lid 1 bedoelde orgaan, voor zover nodig, opnieuw in de zaak.
7. Een belanghebbende of een bestuursorgaan kan beroep instellen bij de kantonrechter ter zake van:
a. een beslissing in administratief beroep;
b. een besluit als bedoeld in artikel 65.
8. Indien de kantonrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt deze het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
9. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
10. De kantonrechter kan bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven.
11. De kantonrechter kan het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen of het kan besluiten dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.;
12. De kantonrechter kan het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling, en kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen, daarbij bepaalt deze het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
13. De kantonrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan cen door de kantonrechter aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt.
14. Indien de kantonrechter een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete vernietigt, neemt deze een beslissing omtrent het opleggen van de boete en bepaalt de kantonrechter dat diens uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.
15. Indien door een bestuursorgaan een geldelijke sanctie of dwangsom is opgelegd, kan in geval van administratief beroep of beroep bij de kantonrechter, het bedrag van de geldelijke sanctie of van de dwangsom worden verminderd, indien daartoe gerechtvaardigde gronden aanwezig zijn.
Schorsende werking bezwaar en beroep
Artikel 64
De werking van een beschikking wordt niet opgeschort gedurende de periode waarin de bezwaar- en beroepstermijn loopt of hangende de procedure van bezwaar of beroep.
Gelijkstelling met een besluit
Artikel 65
Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld: a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen; en b. het niet tijdig nemen van een besluit, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 49 leden 14 tot en met 17.
HOOFDSTUK 12
VERBODS- EN STRAFBEPALINGEN
Verbodsbepalingen
Artikel 66
1. Het is verboden informatie die ingevolge deze wet vereist is, te verschaffen terwijl er ernstige redenen is om te vermoeden dat deze vals of misleidend is.
2. Het is verboden informatie die ingevolge deze wet vereist is, te verschaffen aan een consument of een gebruiker van een elektronisch identificatiemiddel, terwijl men weet of ernstige redenen heeft om te * vermoeden dat deze vals of misleidend is.
Artikel 67
Het is verboden om opzettelijk valse of misleidende verklaringen af te leggen, zowel mondeling als schriftelijk, aan personen die ingevolge deze wet belast zijn met controle of hen te belemmeren in de uitoefening van hun taken en bevoegdheden.
Strafbepaling
Artikel 68
1. Overtreding van het in de artikelen 50 lid 3, 52 lid 2, 66 en 67, 72 lid 2, of krachtens artikel 51, onderdelen a en b, gestelde verbod, is, voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf en wordt gestraft met, hetzij gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en geldboete van de zesde categorie, hetzij met één van beide straffen.
2. Overtreding van het in de artikelen 50 lid 3, 52 lid 2, 66, 72 lid 2, of krachtens artikel 51, onderdelen a en b, gestelde verbod, is, voor zover niet opzettelijk begaan, een overtreding en wordt gestraft met, hetzij hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van de zesde categorie, hetzij met één van beide straffen.
3. Handelen in strijd met de bij of krachtens de artikelen 28 lid 2, 51, onderdelen c, d, en e, 53 lid 1, 3 en 4, 57 lid 2, 69 lid 5, 72 lid 3 en 4 of 73 lid 3, gestelde voorschriften, of krachtens artikel 75 gegeven aanwijzingen, is een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vijfde categorie.
4. Degene die opzettelijk de bij artikel 74 opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren hetzij met een geldboete van de zesde categorie, hetzij met beide straffen. Het in dit lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.
5. Degene aan wiens schuld schending van de opgelegde geheimhouding, als bedoeld in artikel 74, te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden hetzij met een geldboete van de zesde categorie, hetzij met beide straffen. Het in dit lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.
HOOFDSTUK 13
TOEZICHT EN OPSPORING
Toezicht
Artikel 69
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe bij of krachtens staatsbesluit aangewezen ambtenaren of instanties. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het Advertentieblad van de Republiek Suriname.
2. De krachtens lid 1 aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
a. alle inlichtingen te vragen;
b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;
d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden, met een bevel van de Procureur-Generaal, eventueel vergezeld van door hen aangewezen personen;
e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden, maar wel met een bevel van de Procureur-Generaal.
3. De toegang tot een plaats als bedoeld in lid 2, onder d, wordt verschaft met behulp van de sterke arm.
4. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in lid 2, onderdeel e, is de vijfde afdeling van Titel IV van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
5. Een ieder is verplicht aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die op grond van lid 2 wordt gevorderd.
6. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of •wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
Artikel 70
1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthouders een door de Minister te verstrekken legitimatiebewijs bij zich.
2. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs terstond.
3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.
4. Bij staatsbesluit kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de toezichthouders.
Opsporing
Artikel 71
1. Met de opsporing van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de bij artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de daartoe door de Minister van Justitie en Politie, in overleg met de Minister van economische aangelegenheden, aangewezen personen.
Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het Advertentieblad van de Republiek Suriname. 2. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen regels worden vastgesteld omtrent de vereisten waaraan de ingevolge lid 1 aangewezen personen dienen te voldoen.
HOOFDSTUK 14
DIVERSEN
Beschenning persoonsidentificatie gegevens en vertrouwelijkheid
Artikel 72
1. Persoonsidentificatiegegevens die worden verkregen door dienstenaanbieders ingevolge deze wet, waaronder begrepen de overheid, alsmede anderen die middels elektronische middelen rechtshandelingen verrichten, mogen slechts worden verwerkt voor zover:
a. dit is gerechtvaardigd in het kader van de normale bedrijfsvoering of dienstverlening;
b. dit voor de betrokkene duidelijk is;
c. de gegevens ter zake dienend en niet bovenmatig zijn voor verrichten van rechtshandelingen via elektronische weg;
d. de gegevens juist, volledig en op rechtmatige wijze verkregen zijn; en
e. de verwerking rechtmatig plaatsvindt.
2. Het is verboden persoonsidentificatiegegevens zonder uitdrukkelijke instemming van de betrokkene aan derden te verstrekken, tenzij dat geschiedt op grond van een wettelijke verplichting.
3. Persoonsidentifícatiegegevens waarvan de opslag via elektronische weg niet meer nodig is, met het oog op bestaande of toekomstige rechtshandelingen, worden geanonimiseerd of vernietigd
4. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen nadere regels worden gesteld die de opslag, verwerking, het doorgeven, het anonimiseren, de vernietiging van persoonsidentificatie gegevens of de inzage door de betrokkene betreffen.
Artikel 73
1. De informatie die dienstenaanbieders ingevolge deze wet, waaronder begrepen de overheid, alsmede anderen die via elektronische middelen rechtshandelingen verrichten, ontvangen en waarvan zij weten of redelijkerwijs kunnen weten dat deze als vertrouwelijk behandeld dient te worden, zal als zodanig worden behandeld.
2. Voor zover nodig en mogelijk zullen dienstenaanbieders ingevolge deze wet, waaronder begrepen de overheid, alsmede anderen die via elektronische middelen rechtshandelingen verrichten, duidelijk en ondubbelzinnig kenbaar maken wanneer aan het versturen van informatie met behulp van door hen gebruikte of ter beschikking gestelde elektronische technieken bijzondere risico’s voor het handhaven van de vertrouwelijkheid verbonden zijn.
3. Bij staatsbesluit kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het waarborgen van de vertrouwelijkheid van de informatie als bedoeld in lid 1.
Geheimhouding
Artikel 74
1. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
2. De geheimhoudingsplicht ingevolge dit artikel geldt ook, nadat een betrokken persoon, die in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet, gegevens of inlichtingen hee verkregen, de dienst heeft verlaten.
Aanwijzingen
Artikel 75
De Minister geeft, wanneer de uitvoering van deze wet en de daarop berustende bepalingen dat vordert, een of meer aanWijzingen.
Algemene delegatiebepaling
Artikel 76
Onverminderd de bepalingen van deze wet waarin een staatsbesluit is voorgeschreven, kunnen omtrent de in deze wet geregelde onderwerpen nadere regels bij of krachtens staatsbesluit worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 15
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overgangsbepaling
Artikel 77
1. Het bepaalde omtrent de automatische toekenning van een uniek elektronisch adres aan burgers en hun bevoegdheid gebruik hiervan te weigeren, dan wel het weer opnieuw aan te vragen zoals bepaald in artikel 49 leden 18 tot en met 20, treedt pas in werking:
a. na het verstrijken van een bij staatsbesluit vast te stellen termijn na de inwerkingtreding van deze wet, welke termijn niet korter zal zijn dan drie jaar; en
b. slechts, indien en voor zover burgers daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot gebruikmaking van elektronisch rechtsverkeer.
2. Tot aan het in lid 1 bepaalde moment, maakt de burger die een elektronisch adres wenst te gebruiken deze wens of uit zichzelf of na daartoe te zijn uitgenodigd door de overheid schriftelijk, waaronder begrepen elektronisch, kenbaar aan de overheid, onder opgave van zijn woon- of zakelijk adres, die binnen drie dagen na ontvangst van het verzoekschrift aan de burger het uniek elektronisch adres ter beschikking stelt.
3. Met de inwerkingtreding van deze wet, zal het bepaalde in deze wet van toepassing zijn op alle andere wetgeving, tenzij die betreffende wetgeving anders bepaalt of toepasselijkheid van deze wet is uitgesloten. De toepasselijkheid betreft in ieder geval eisen van schriftelijkheid of handtekeningen, informatie, data berichten, vastleggingen, kopieen, legalisatie, aflevering, verzending, ontvangst, aangetekende verzending, opslag en bewaring.
Slot Bepaling
Artikel 78
1. Deze wet wordt aangehaald als: Wet Elektronisch Rechtsverkeer.
2. Zij wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd en treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar afkondiging.
3. De Minister belast met economische aangelegenheden en de Minister belast met justitiële aangelegenheden zijn belast met de uitvoering van deze wet.
Gegeven te Paramaribo, de 24 september 2017,
DESIRÉ D. BOUTERSE
Uitgegeven te Paramaribo, de 5 oktober 2017
De Minister van Binnenlandse Zaken,
M.M.F. NOERSALIM
WET van 24 september 2017, houdende regels inzake het rechtsverkeer langs elektronische weg (Wet Elektronisch Rechtsverkeer)
MEMORIE VAN TOELICHTING
A. ALGEMENE TOELICHTING
I. De noodzaak en doelstellingen van dit wetsontwerp
Dit wetsontwerp strekt ertoe regels vast te stellen voor het rechtsverkeer langs elektronische weg. Elektronisch rechtsverkeer betreft niet alleen handel via internet, maar in het algemeen alle rechtshandelingen in het rechtsverkeer, waarbij er sprake is van gebruik van elektronische toepassingen. De rechtshandelingen kunnen betreffen transacties binnen de overheid, tussen overheid, bedrijven en consumenten, over en weer.
Met elektronisch rechtsverkeer hangen bijzondere aspecten samen. Zo zijn er grensoverschrijdende aspecten en raakt het daarom meerdere jurisdicties. Er is sprake van communicatie, kennis, diensten en informatie in immaterile vorm: deze worden niet in een tastbare vorm neergelegd. Bij elektronische vastlegging is informatie niet meer gebonden aan een bepaalde fysieke drager of plaats. Elektronisch vastgelegde informatie is bovendien onuitputtelijk, in die zin, dat deze oneindig kan worden gekopieerd, zonder dat dit leidt tot kwaliteitsverlies of vernietiging. Ook volgen nieuwe informatietechnieken en -producten elkaar in hoog tempo op en ontstaan er constant nieuwe media.
2. Principes
De principes die deze wet als uitgangspunt heeft zijn:
– betrouwbaarheid: kunnen de partners vertrouwen op de juistheid en volledigheid van elektronisch verstrekte informatie? Zijn de systemen waarmee gecommuniceerd en verhandeld wordt inderdaad betrouwbaar? Kan men er op vertrouwen dat elektronisch aangegane verplichtingen op een goede wijze zullen worden uitgevoerd? Een voorwaarde voor betrouwbaar elektronisch zaken doen is, dat de deelnemers daarbij zelf ook verantwoordelijkheid dragen voor het ontwikkelen en in standhouden van betrouwbare informatie- en communicatiesystemen. Een betrouwbare organisatie en de bescherming van uitgewisselde informatie dragen ook bij aan dit principe;
– transparantie: voor iedere partij dient het duidelijk, inzichtelijk, overzichtelijk en zo mogelijk, verifieerbaar te kunnen zijn met wie men handelt, waarover, welke voorwaarden gelden, en welke informatie daarvoor van belang is of daarvoor gebruikt wordt. Transparantie staat aan de basis van vertrouwen;
– vertrouwelijkheid en privacy: partijen dienen een bepaalde mate van zekerheid te hebben dat vertrouwelijke informatie ook vertrouwelijk wordt behandeld. Het recht op privacy dient, gewaarborgd te zijn.
3. Doel en voordelen
De Wet Elektronisch Rechtsverkeer beoogt het volgende:
– het bevorderen van harmonisatie van wettelijke regelingen;
– het gebruik van elektronische transacties te bevorderen;
– een brede toegankelijkheid tot de elementaire elektronische voorzieningen;
– het garanderen van een betrouwbaar elektronisch transactie systeem middels het vaststellen van een duurzaam wettelijk kader voor zowel mensen, bedrijven en organisaties;
– de elektronische opslag van documenten bij overheidsinstanties en geïncorporeerde bedrijven te vergemakkelijken en een efficiëntie levering van overheidsdiensten te bevorderen door middel van betrouwbare elektronische bescheiden;
– het waarborgen van fundamentele waarden en normen in een elektronische omgeving.
De voordelen van de Wet Elektronisch Rechtsverkeer zijn:
– een zekere mate van lastenverlichting (zoals de factor tijd);
– aansluiting van de Surinaamse wetgeving m.b.t. elektronisch verkeer bij de rest van de wereld;
– betere en betrouwbaardere dienstverlening;
– een efficiëntere overheid.
4. Begrenzing
De wet brengt een wijziging in de in Suriname van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Het bestaande kader aan juridische nonnen uit de ‘fysieke wereld’ is namelijk in beginsel evenzeer van toepassing in de “elektronische wereld”. Zo bevatten bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel grotendeels technologie-neutrale bepalingen. Dat neemt niet weg, dat buiten twijfel moet worden gesteld dat overeenkomsten ook via internet tot stand kunnen komen, dat aan elektronische handtekeningen niet de rechtsgeldigheid wordt ontzegd en dat beiden, net als een elektronisch document, ook in het bewijsrecht een rol kunnen spelen, al is de waardering daarvan in ieder concreet geval aan het oordeel van de rechter overgelaten.
5. Opzet en toepassingsbereik
Gelet op de snelheid waarmee technologische ontwikkelingen plaatsvinden en hoe elektronische toepassingen in het rechtsverkeer zich kunnen en zullen ontwikkelen, is gekozen voor een zo flexibel mogelijke opzet van de wet. Enerzijds komt dat tot uitdrukking in het gebruik van algemeen geformuleerde begrippen en bepalingen, en anderzijds in de mogelijkheden om bij staatsbesluit nadere regels omtrent een of meerdere onderwerpen te kunnen stellen. Aldus kan eenvoudig op veranderingen, vernieuwingen en knelpunten worden ingespeeld.
De wet is van toepassing op het elektronisch rechtsverkeer. De nationaliteit of woon- of vestigingsplaats van gebruikers is daarbij op zich niet relevant. Van belang is of de Surinaamse rechtssfeer wordt geraakt. Al staat dat daar niet met zoveel woorden in, de wet beoogt buiten twijfel te stellen dat rechtshandelingen, waaronder overeenkomsten, via internet tot stand kunnen komen.
Voor het tot stand komen van een overeenkomst via internet is vereist dat de aanbieder van e-commerce instemming van de wederpartij met het aanbod ontvangt. Dit uitgangspunt is logisch en is gebaseerd op het gemene recht: wanneer een brief houdende een aanvaarding naar een verkeerd postbusnummer wordt gestuurd en de aanbieder niet bereikt, komt immers ook geen overeenkomst tot stand. Dit uitgangspunt geldt derhalve onverkort voor het tot stand komen van overeenkomsten via internet. Een via internet gedaan aanbod kan door de wederpartij echter ook schriftelijk worden aanvaard. Er is desondanks sprake van een overeenkomst die via internet tot stand is gekomen en die derhalve valt binnen het bereik van de wet, omdat daarvoor alleen is vereist dat het aanbod via internet wordt gedaan.
Daartegenover wordt opgemerkt dat indien het aanbod niet, maar de aanvaarding wel via internet plaatsvindt, er dan geen sprake is van een overeenkomst via internet. Wordt het aanbod •gedeeltelijk via internet gedaan en gedeeltelijk op andere wijze (bijvoorbeeld per brief) dan valt de overeenkomst wel onder de werking van de wet. Aanbod en aanvaarding worden overigens door het gemene verbintenissenrecht geregeld. Eén van de hoofdregels is dat een door een aanbieder gedaan aanbod onherroepelijk en niet regionaal of in de tijd begrensd is, tenzij dit bij het aanbod uitdrukkelijk en ondubbelzinnig anders is vermeld. In de regel zal bovendien een aanbod niet worden aangemerkt als een uitnodiging tot het doen van een aanbod, tenzij dit uitdrukkelijk en ondubbelzinnig is vermeld.
6. Handhaving
Handhaving van rechtsnormen en -waarden bij grensoverschrijdende activiteiten is bijzonder lastig. Een deel van de bepalingen in de ontwerp wet heeft betrekking op de relatie tussen een aanbieder van e-commerce en zijn wederpartij. Het al dan niet afdwingen van de op die relatie van toepassing zijnde wettelijke normen ligt in handen van de betrokken partijen. De relatie tussen een aanbieder van elektronische communicatie en een dienstenaanbieder is eveneens contractueel van karakter wanneer het om een rechtstreekse relatie gaat. Ook in dat geval is het aan partijen om de naleving al dan niet af te dwingen.
Bij artikel 73 lid 1, waar het gaat om het vertrouwelijk behandelen van informatie met een zodanig karakter, is het evenzeer aan partijen om op grond van een contractuele relatie of uit hoofde van een onrechtmatige daad, tegen een inbreuk te ageren. Dat neemt niet weg dat een op artikel 73, derde lid, gebaseerd staatsbesluit strafrechtelijk te sanctioneren verboden kan bevatten. Daarnaast zijn er bepalingen die toezien op de aansprakelijkheid jegens de aanbieder van e-commerce, de wederpartij en (andere) derden: zo is de intermediair niet aansprakelijk wanneer hij slechts ‘doorgeefluik’ van informatie is (artikel 46). Deze bepalingen beperken dus de mogelijkheden om de intermediair in rechte aan te spreken, doorgaans op grond van de onrechtmatige daad.
Voor e-commerce bepaalt artikel 55 dat hetgeen in artikel 73 is opgenomen ook daar van toepassing is.
Ten slotte zijn er bepalingen op de naleving waarvan de overheid ziet, hetzij in de vorm van het geven van een aanwijzing, hetzij langs strafrechtelijke weg. De strafrechtelijke bepalingen zijn doorgaans te herkennen aan het woord ‘verboden’. Strafbepalingen inzake computercriminaliteit zijn in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING In de wet komen eerst de algemene bepalingen in hoofdstuk 1 aan de orde. In hoofdstuk 1 worden in artikel 1 de begripsbepalingen beschreven; Naast de begripsbepalingen, worden in dit hoofdstuk de reikwijdte en de toepasselijkheid van deze wet nader belicht. Hoofdstuk 2 handelt onder meer over de vereisten voor juridische erkenning van hetgeen elektronisch is geschied. In hoofdstuk 3 wordt de totstandkoming van overeenkomsten langs elektronische weg beschreven. Hoofdstuk 4 en 5 gaan over elektronische handtekening, de accreditatie instantie en de certificatiedienstverleners die de authenticiteit van de gebruikers van elektronische transacties borgen. Hoofdstuk 6 gaat in op de rol van intermediairs en providers. Hoofdstuk 7 bespreekt het elektronisch rechtsverkeer in het kader van communicatie en dienstverlening door de overheid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op e-commerce en de consumentenbescherming. Hoofdstuk 9 betreft de mogelijkheid tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting bij gerezen geschillen die ter vrije beoordeling van partijen staan. In de hoofdstukken 10 tot en met 13 wordt ingegaan op handhaving, zowel bestuursrechtelijk (last onder dwangsom, bezwaar en beroep) als strafrechtelijk (sancties), toezicht en de opsporing, waarna in hoofdstuk 14 en 15 afgerond wordt met de diverse algemene bepalingen, waaronder begrepen de bescherming van persoons identificatiegegevens, overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 1
In dit artikel zijn de diverse begrippen toegelicht waarbij er zoveel mogelijk aansluiting is gezocht bij zowel de regionaal als de internationaal gebruikte definities.
Artikel 2
De transactie- en documenttypen die in artikel 2 worden uitgesloten, moeten worden aangemerkt als zijnde van bijzondere waarde vanwege hun uniekheid, namelijk dat bij wet bepaald is dat een met de hand geschreven handtekening vereist is. Hoewel de bedoeling van deze wet is om een breed scala aan rechtshandelingen te omvatten op zowel commercieel als niet commercieel vlak, zijn er situaties die niet kunnen of niet mogen worden onderworpen aan deze wet; vooralsnog zijn onder andere notariële akten uitgezonderd. De waarborg waarmee de wetgever deze handelingen heeft willen omkleden, de zorg die daarbij gepaard gaat, maar ook de bewaring regels die daaraan gekoppeld zijn, zijn van dien aard, dat het voorkeur verdient bij de afzonderlijke daarbij behorende wetgeving een en ander nader te regelen. Wel is het mogelijk dat de notaris een afschrift (een gewaarmerkte kopie van de originele akte) elektronisch kan verstrekken, waardoor het wel mogelijk wordt, om bijvoorbeeld akten die inschrijving behoeven om enig gevolg te hebben (bijvoorbeeld onroerend goed akten) of om derden werking te hebben (bijvoorbeeld akten van oprichting en huwelijkse voorwaarden), als zodanig aangeboden kunnen worden ter registratie.
De opsomming kan bij staatsbesluit worden uitgebreid, uiteraard, kan bij wijziging van deze of andere wetgeving een eventuele niet toepasselijkheid worden opgeheven.
Artikel 3
Met het in dit artikel omschreven doel is het mogelijk om documenten en informatie in elektronische vorm te ontvangen, alsook in niet-elektronische vorm te gebruiken of op te slaan. Dit artikel benadrukt de vrijwilligheid van het handelen van partijen. Gebruik van elektronische middelen is niet dwingend vastgelegd. Als instanties, consumenten of de overheid nog niet gereed zijn voor het gebruik van elektronische transacties, dan zijn zij vrij te kiezen voor de conventionele, in gebruik zijnde, methode. Voor de overheid is dit ook nog eens expliciet gebruikt als uitgangspunt hoofdstuk 7. Het begrip documenten in deze wet is niet slechts beperkt tot wat men in dagelijks gebruik onder documenten verstaat, maar ook kwesties zoals bijvoorbeeld uittreksels, brieven etc., ook financiële stukken, zoals cheques, effecten, promessen, rekeningen, facturen, contractuele overschrijving, directe deposito’s, automatisch incasso-opdrachten en overmakingsopdrachten (acceptgiro).
Artikel 4
Dit artikel beoogt de juridische erkenning van elektronische transacties aan te geven en regelt de juridische bruikbaarheid van informatie in elektronische vorm in het rechtsverkeer. Ook elektronische informatie welke refereert naar andere elektronische informatie is bruikbaar.
Artikel 5
De schriftelijke vereisten zijn vergelijkbaar met wat er gebeurt met de voorgeschreven vorm. De vereisten kunnen zowel betrekking hebben op elektronische en niet-elektronische informatie of transacties. Dit artikel geeft aan dat wanneer er vastgesteld is dat informatie op schrift gesteld moet worden en deze informatie nu elektronisch is vastgelegd dat aan die eis is voldaan.
Artikel 6
Lid 1 geeft aan dat een databericht voorziet in het wettelijke vereiste als deze op elektronische wijze beschikbaar is. In lid 2 wordt aangegeven dat dit niet het geval is, indien het niet elektronisch kan worden opgeslagen. In tegenstelling tot de fysieke vastlegging van informatie waarbij het duidelijk is wanneer informatie is vastgelegd, is getracht ook de bevestiging van de werkelijke aflevering of verzending bij elektronische informatie te regelen.
Artikel 7
De reden achter het voorschrijven van een niet — elektronische vorm voor informatie of transacties is het zorgen voor een goede mate van betrouwbaarheid. Deze reden kan ook worden doorgevoerd bij informatie of transacties in elektronische vorm. In het tweede lid wordt na overleg met de Centrale Bank van Suriname expliciet het positief effect van deze wet op onder andere betaalcheques genoemd. Hierbij moet er gedacht worden aan de manier waarop banken de vele duizenden cheques die verwerkt zijn nu na een geverifieerde digitalisering (scan) mogen vernietigen. Uiteraard maakt dit artikel het ook mogelijk cheques elektronisch uit te geven zoals het al mogelijk is in Europa en Noord Amerika.
Artikel 8
Dit artikel beschrijft hoe de betrouwbaarheid en integriteit van databerichten geregeld wordt. Hoewel het algemeen bekend is dat elektronische bescheiden enkele technische problemen opleveren bij de bepaling wat het origineel is van een bescheiden en wat de kopie, zijn cr manieren die gelijkwaardigheid met productie van niet-elektronische originele documenten kunnen ondersteunen.
Lid 1 somt criteria op van gelijkwaardigheid met elektronische bescheiden van een transactie. Die criteria omvatten:
– het bestaan van een betrouwbare manier om de integriteit van de bescheiden te verzekeren;
– verzonden bescheiden moeten makkelijk toegankelijk zijn voor latere referentie;
– dat aan specifieke eisen opgelegd door publieke instanties wordt voldaan, en
– toestemming van de belanghebbende persoon dat de bescheiden elektronisch worden geproduceerd. Een dergelijke bepaling is belangrijk omdat het strookt met het beginsel van functionele gelijkwaardigheid, en het verschaft redelijk beschikbare opties om vast te stellen wat de originele elektronische bescheiden van een transactie zijn.
Lid 2 verduidelijkt hoe een beoordeling van de integriteit van de bescheiden kan worden gedaan. Met dat doel worden de volgende criteria vastgesteld:
– de bescheiden blijven compleet en ongewijzigd (afgezien van veranderingen ontstaan tijdens het normale verloop van de communicatie-, opslag- of weergave);
– het doel waarvoor de bescheiden wordt geproduceerd, en
– enige andere relevante factor. Dit lid is belangrijk omdat het zorgt voor een flexibele beoordeling van de integriteit van de bescheiden door rekening te houden met het doel waarvoor de bescheiden worden geproduceerd en eventuele andere relevante factoren.
Zeker niet minder belangrijk, aangezien het immateriële veranderingen (aan de bescheiden) negeert, die het gevolg zijn van normale oorzaken; aangezien digitale omgevingen vaak onderhevig zijn aan verandering (voor technologische updates, of om andere redenen), immateriele, normale veranderingen zullen niet van invloed zijn op de status van de bescheiden als zijnde “compleet” en “ongewijzigd”.
Artikel 9
In dit artikel wordt geregeld wanneer voldaan is aan de eis van bewaring. Bij elektronische bewaring van informatie of databerichten zal aan enkele criteria voldaan moeten worden alvorens het als elektronisch bewaard databericht gekenmerkt mag worden.
Artikel 10
Elektronisch databericht waarvan de verstrekker deze wil beveiligen tegen duplicatie en opslag, wordt geregeld in dit artikel.
Artikel 11
Elektronische kopieën van niet-elektronische data wordt in dit artikel geregeld. Wanneer er een kopie van informatie, vastlegging of een databericht wordt gevraagd mag dat nu ook elektronisch worden aangeboden.
Artikel 13
In dit artikel wordt aangegeven dat berichten die oorspronkelijk van elektronische vorm waren en omgezet zijn naar niet-elektronische vorm, ook toelaatbaar zijn als bewijs.
Artikel 14
In dit artikel heeft een elektronische legalisatie rechtskracht wanneer deze vergezeld gaat met alle onderliggende stukken, waaruit blijkt dat men met de juiste persoon te doen heeft. Voor de juridische gelijkwaardigheid tussen elektronische en niet-elektronische bescheiden of handtekeningen, stelt artikel 27 de criteria vast op grond waarvan aan de vereisten van erkenning, authenticatie, notarile bekrachtiging of verificatie wordt voldaan waar het elektronische bescheiden en handtekeningen betreft.
Deze criteria omvatten:
– de gebruikte authenticatie technologie of methode;
– de elektronische handtekening;
– een verklaring van de ondertekenaar ter bevestiging van zijn identiteit;
– een verklaring van de ondertekenaar ter bevestiging van de uitvoering van alle verplichtingen die betrekking hebben op de geldigheid van de elektronische bescheiden, en
– alle overige benodigde informatie die moet worden opgenomen krachtens enige andere wet.
Dit artikel is belangrijk omdat het voorziet in een aantal opties voor het voldoen aan deze vereisten, met inbegrip van niet-elektronische alternatieven, die bijzonder handig kunnen zijn wanneer elektronische handtekeningen niet beschikbaar zijn.
Artikel 15
Op dit moment geschiedt aangetekende post via de gebruikelijke weg van een brief in papiervorm, via het postkantoor. Dit artikel biedt de mogelijkheid dat aangetekende post ook via de elektronische weg zal kunnen geschieden, uiteraard rekening houdend met de speciale postwetgeving. In situaties waarbij de wet het vereiste stelt van aangetekende post, is aan dat vereiste voldaan, indien voor verzending gebruik is gemaakt van een gekwalificeerde dienst voor elektronische postverzending. Het artikel schept ook de mogelijkheid van een hybride postverzending: deels elektronisch en deels in papiervorm. Hier wordt de brief gemaild naar het postbedrijf, welke het vervolgens omzet in papiervorm en in enveloppe doet. Uiteraard moeten ook hier de nodige privacy aspecten in acht worden genomen, dus zullen ook deze diensten aan specifieke eisen moeten voldoen.
Artikel 16
In dit artikel wordt aangegeven, dat er behalve op de conventionele manier, ook via elektronische weg overeenkomsten kunnen worden afgesloten. Suriname beschikt thans nog niet over een betalingssysteem dat het elektronisch betaalverkeer reguleert. In lijn met de huidige internationale ontwikkelingen is de Centrale Bank van Suriname bezig het betalingssysteem in Suriname te moderniseren door middel van het invoeren van een elektronisch betalingssysteem. Ingevolge de Bankwet 1956 (Geldende tekst S.B. 2010 no. 173) is de Centrale Bank van Suriname onder andere belast met het verzorgen van de geldomloop in Suriname, het vergemakkelijken van het girale betalingsverkeer alsmede het bevorderen van het betalingsverkeer met het buitenland. Daarnaast is de Bank be1ast met het bevorderen van de ontwikkeling van een gezond bank en kredietwezen in Suriname. Uit hoofde van haar zorgplicht voor het betalingssysteem van Suriname is de Centrale Bank van Suriname de aangewezen instantie die toezicht dient te houden op het elektronisch betalingsverkeer dat via de onder haar toezicht staande instellingen zal geschieden. Met de Wet Elektronisch Rechtsverkeer zal de Centrale Bank van Suriname dan ook als een bevoegde certificatie instantie met betrekking tot de elektronische financiële communicatie kunnen optreden door conform deze wet certificatiedienstverlener te laten accrediteren. De procedures voor de implementatie van het elektronisch betalingsverkeer zullen worden vastgelegd in richtlijnen uitgevaardigd door de Centrale Bank van Suriname.
Artikel 17
De handelingen als aanbod, acceptatie of andere handelingen noodzakelijk voor uitvoering of totstandkoming van een overeenkomst langs elektronische weg, geschieden ook in elektronische vorm. Partijen mogen altijd anders overeenkomen.
Artikel 18
In dit artikel wordt geregeld dat overeenkomsten gesloten door tussenkomst van elektronische agenten, zoals een computerprogramma ook juridisch rechtsgeldig zijn, ook als een persoon niet zelí iedere handeling bij die transactie apart heeft beoordeeld.
Artikel 19
Interacties met elektronische agenten zijn onderhevig aan fouten die afbreuk kunnen doen aan de geldigheid van een elektronische transactie. Dit artikel bepaalt dat in een dergelijk geval de elektronische transactie geen juridische gevolgen heeft, indien:
– het individu een materiële fout maakt;
– het individu niet in de gelegenheid wordt gesteld de fout te voorkomen of corrigeren; het individu onverwijld een kennisgeving stuurt zodra hij zich bewust wordt daarvan; en
– het individu de tegenprestatie, ontvangen als gevolg van de fout teruggeeft.
Dit artikel is belangrijk, omdat het individuen beschermt tegen storingen in elektronische contracten via elektronische agenten. Een dergelijke bepaling is nodig aangezien een groot aantal websites niet bereid lijken te zijn om klachten af te handelen van consumenten die problemen hadden bij het sluiten van een contract via een elektronische agent.
Artikelen 21 en 22 Artikel 21
biedt de mogelijkheid dat partijen ook anders kunnen overeenkomen om vast te stellen wanneer databerichten als verzonden worden beschouwd. Dit is belangrijk in verband met de vrije onderhandeling van partijen en om partijen in de gelegenheid te stellen om verschillen in het wettelijk beleid op dit gebied op te lossen.
Tijd en plaats zijn essentieel voor transacties, daarbij inbegrepen waar de transactie is aangegaan in elektronische vorm. Daarom moet bijzondere aandacht worden besteed aan de bepaling van het moment en de plaats van verzending of ontvangst van de elektronische communicatie in kwestie. De grondgedachte van artikel 22 lid 1 geeft prioriteit aan de belangen van de geadresseerde, terwijl de grondgedachte voor het uitsluiten hiervan prioriteit geeft aan het belang van de afzender.
Het bepaalde onder lid 2 is opgenomen, omdat elk land zijn eigen beleid heeft met betrekking tot het aangaan van juridische contracten in het algemeen, welke kan worden uitgebreid tot elektronische contracten.
Deze bepaling is belangrijk aangezien bij veel elektronische transacties, met name die welke zijn aangegaan via websites, het moeilijk is het feitelijke adres van een afzender of een geadresseerde té vinden.
Artikelen 23 tot en met 25
Voor de ontvangst van elektronische communicatie wordt er gekeken naar de plaats van vestiging van partijen. Artikel 24 geeft daarbij de criteria die van toepassing zijn in geval van meer dan één vestigingsplaats of als een partij geen vestigingsplaats heeft. Gebruik wordt gemaakt van de begrippen “zakelijk adres” (artikel 24) en “woonadres” (art. 25). Niet een ieder die betrokken is bij elektronische communicatie heeft een specifiek zakelijk adres, denk aan de consument die met een ondernemer of de burger (niet ondernemer) die met de overheid communiceert; of als er sprake is van activiteiten die niet geregistreerd hoeven te worden bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken en waarbij opgave van een zakelijk adres aldaar, niet verplicht is. Hier is men aangewezen op een woonadres als aanknopingspunt.
Artikel 27
Dit artikel gaat specifiek in op de elektronische handtekening en de betrouwbaarheid daarvan. Een essentiële randvoorwaarde hierbij is de beschikbaarheid van adequate middelen voor identificatie, authenticatie en autorisatie. Deze randvoorwaarden zijn enerzijds nodig, zodat men er zeker van kan zijn dat zij met de juiste persoon te maken heeft
Anderzijds kan men ervan verzekerd zijn dat hun vertrouwelijke informatie op een betrouwbare manier bij de overheid terecht komt of daar kan worden opgehaald.
Uit de wet volgt dat aan elektronische handtekeningen dczelfde rechtsgevolgen kunnen worden verbonden als aan schriftelijke handtekeningen, en dat aan rechtshandelingen niet de geldigheid kan worden ontzegd uitsluitend omdat deze via internet zijn verricht. De elektronische handtekening is een nieuwe vorm van bevestigde identiteit. Een elektronische handtekening bevat elektronische identificatie informatie waarmee de eigenaar bevestigd de eigenaar te zijn van die handtekening. Onder elektronische handtekeningen vallen ook biometrische identificatie methoden. Het gebruik van de laatste identificatie methode kan indien nodig nog verder geregeld worden.
Bij elektronische handtekeningen gaat het in hoofdlijnen om 3 soorten handtekeningen:
b. de gewone elektronische handtekening.
c. de geavanceerde elektronische handtekening;
d. de gekwalificeerde elektronische handtekening. De gewone elektronische handtekening bestaat uit elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere elektronische gegevens en wordt gebruikt om de identiteit van iemand vast te stellen (zie de definitie gegeven in artikel 1). Denk hier bijvoorbeeld aan een handtekening onder een e-mail, al dan niet gescand.
Bij de geavanceerde elektronische handtekening is er sprake van een elektronische handtekening waarbij voldaan is aan de volgende eisen van artikel 27 lid 2 sub a tot en met d:
– zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;
– zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;
– zij komt tot stand met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden;
– zij is op zodanige wijze aan het elektronisch bestand waarop zij betrekking heeft verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord.
Deze handtekening wordt ook wel “digitale handtekening” genoemd; hicr wordt gebruik gemaakt van een zogenoemd SSL-certificaat, waarmee een unieke code aan een bericht wordt gekoppeld, waardoor het bericht niet vervalst kan worden. De gekwalificeerde elektronische handtekening, is een geavanceerde elektronische handtekening die tevens voldoet aan de 2 extra eisen in lid 2 sub e en f – namelijk het gebaseerd zijn op een certificaat van een geaccrediteerde certificatie dienstverlener en er moet gebruik zijn gemaakt van een erkende veilig middel om het elektronische identificatiemiddel te genereren – al dan niet aangevuld met nadere bij staatsbesluit vastgestelde criteria conform lid 5.
Het belangrijkste verschil in de 3 soorten van elektronische handtekeningen zit in de bewijskracht. Het is de gekwalificeerde elektronische handtekening die volgens artikel 27 in bewijsrechtelijk opzicht gelijk is gesteld aan de handgeschreven handtekening: de rechtsgeldigheid wordt aangenomen, het “wordt vermoed voldoende betrouwbaar te zijn”.
Van de andere twee elektronische handtekeningen moet in principe de ondertekenaar bewijzen, dat de gebruikte handtekening voldoende betrouwbaar en dus rechtsgeldig is, tenzij de rechter een omgekeerde bewijslast formuleert, met andere woorden ze zijn dus niet bij voorbaat onbetrouwbaar of niet toelaatbaar enkel omdat er bijvoorbeeld geen gekwalificeerd certificaat aan verbonden is. Het artikel geeft namelijk ook aan dat partijen onderling mogen afwijken, over datgene wat tussen hen za I gelden.
Als er geen sprake is van een voldoende betrouwbare elektronische handtekening is er ook geen gelijkstelling met de handgeschreven handtekening. Dat wil overigens niet zeggen dat er onder omstandigheden geen waarde gehecht zou kunnen worden aan de elektronische ondertekening, maar het heeft niet dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening.
De genoemde criteria voor elektronische handtekeningen zijn belangrijk, omdat deze handtekeningen worden geassocieerd met verschillende niveaus van beveiliging; de bedoeling van deze wet niet is om beperkingen op te leggen die nadelig zouden kunnen zijn voor de naleving van de internationaal aanvaarde beginselen van technologische neutraliteit, volgens welke er geen onredelijke voorkeur voor bepaalde technologie mag zijn.
Artikel 28
Dit artikel is bedoeld ter voorkoming dat onbevoegden kennis dragen over informatie en databerichten, die langs elektronische weg verzonden worden. De informatie en databerichten worden onleesbaar gemaakt, voor andere dan de verzender en bedoelde ontvanger, middels versleutelingstechnieken, de zgn. encryptie. Deze technieken worden gebruikt om de integriteit van informatie, vastleggingen of databerichten te beschermen.
Artikel 29
Een elektronische transactie is ook rechtsgeldig bij het gebruik van een pseudoniem. Indien noodzakelijk hebben autoriteiten, zoals het Openbaar Ministerie, wel de mogelijkheid om de identiteit van de persoon achter het pseudoniem te achterhalen.
Artikelen 30 en 31
De accreditatie-instantie is belast met het toezicht op de naleving van onder andere de wettelijke vereisten waaraan de certificatie dienstverleners moeten voldoen. Certificatiedienstverleners worden geacht zich eerst te registreren bij een aangewezen instantie die een register bijhoudt, voordat zij diensten mogen aanbieden in Suriname. Zij dienen bovendien geaccrediteerd te zijn. Beschikt men bij registratie reeds over een accreditatie dan geschiedt erkenning daarvan door de accreditatie instantie; beschikt men nog nict over een accreditatie dan zal de accreditatie instantie deze doen plaatsvinden. Dc aangewezen instantie is bevoegd om controlewerkzaamheden te verrieliten om de naleving van de Wet te toetsen. Een certificatiedienstverlener die identificatiemiddelen uitbrengt in Suriname en niet in Suriname geregistreerd en geaccrediteerd is (of wiens buitenlandse accreditatie hier niet erkend is), handelt derhalve in strijd met deze wet. • De mogelijkheid bestaat om bij buitenlandse certificatiedienstverleners, elektronische identificatiemiddelen te verkrijgen.
Artikelen 32 tot en met 34
Deze artikelen geven de procedure aan voor de aanvraag voor registratie en accreditatie van de certificatiedienstverlener, alsook de vereisten waaraan zo een dienstverlener moet voldoen om gekwalificeerde elektronische producten uit te brengen.
Artikel 43
Een certificatiedienstverlener kan aansprakelijk gesteld worden. De bewijslast rust op de certificatiedienstverlener: deze moet aantonen niet nalatig te zijn geweest. Op dit punt voldoet de derde derhalve aan zijn stelplicht, wanneer de derde nalatigheid van de certificatiedienstverlener stelt, dan wel wanneer dit uit de stellingen van de derde voortvloeit.
De certificatie dienstverlener is niet aansprakelijk voor in het digitale elektronisch identificatiemiddel opgenomen beperkingen die voor derden kenbaar zijn. Een beperking kan bijvoorbeeld ook gelegen zijn in het maximum bedrag dat met de overeenkomst waarvoor het elektronisch identificatiemiddel wordt gebruikt gemoeid is.
Artikel 44 en 46
In de artikelen 44 en 46 worden de aansprakelijkheid van intermediairs en providers behandeld als ook de gedragscodes en dienstverleningstandaarden voor intermediairs en providers. Hoewel netneutraliteit met zich meebrengt dat een provider theoretisch niet op de hoogte behoort te (kunnen) zijn van de inhoud van hetgeen via zijn netwerk wordt verspreid, wordt internationaal in wetgeving, de mogelijkheid voor aansprakelijkheid – in die gevallen waar dit zich toch wel mocht voordoen – opgenomen.
Artikel 47-49 en 77
Artikel 47 erkent dat overheidsinstanties sommige functies elektronisch kunnen uitoefenen en geeft aan, dat al deze handelingen ook in elektronische vorm mogen geschieden met de dezelfde rechtsgeldigheid, zolang voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden zoals gesteld in lid 2 en voor zover niet uitgesloten bij of krachtens deze wet dan wel bij enige andere wettelijke bepaling.
Artikel 48 regelt dat documenten die vereist zijn voor inspectie vanwege enige wettelijke regeling ook in elektronische vorm gepresenteerd mogen worden in plaats van slechts in papieren vonn.
In het rechtsverkeer tussen burgers en bestuursorganen, is het mogelijk te kiezen voor communicatie langs elektronische weg, aldus artikel 49; dit elektronisch bestuurlijk verkeer is alleen geoorloofd indien aan de eisen van hoofdstuk 9 is voldaan. Artikel 49 heeft betrekking op verzending in de ruimste zin van het woord. Het betreft het langs elektronische weg in kennis stellen, kennisgeven, verzenden, toezenden, bevestigen, indienen etc. Onder het verzenden langs elektronische weg wordt iedere vorm van elektronische gegevensuitwisseling met een ander verstaan. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om het elektronische indienen van een verzoekschrift of het overleggen van bepaalde stukken voor afhandeling van het verzoekschrift. Onder verzenden langs elektronische weg is bijvoorbeeld zowel te begrijpen het versturen van een e-mailbericht als het plaatsen van een stuk op een website. Daarmee wordt in deze regeling het woord verzenden in een ietwat ruimere zin gebruikt dan in het alledaagse spraakgebruik gangbaar is. In de elektronische wereld bestaat er feitelijk geen verschil tussen terinzagelegging en kennisgeving door middel van publicatie. In deze afdeling wordt de term verzending’ gehanteerd, ongeacht of het nu gaat om verzending in de gebruikelijke zin van het woord, dan wel om publicatie, om terinzagelegging of om kennisgeving op een andere wijze. Met de woorden “in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen” wordt beoogd aan te geven, dat dit hoofdstuk betrekking heeft op het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen, maar ook tussen bestuursorganen onderling. Vooralsnog zal het gebruik van elektronische communicatie zich met name op het gebied van het bestuursrecht vinden (aanvraag van vergunningen; zoals het ministerie van Justitie en Politie nu reeds doet bij de aanvraag van verblijfsvergunningen en naturalisatie). Deze bepalingen zijn echter niet van toepassing op het verkeer met de rechter. Het is evenwel niet ondenkbaar dat op zeker moment, indien men vanuit overheidswege daartoe gereed is, ook in rechtszaken en bepaalde kwesties behorend bij het strafrecht gebruik kan maken van deze manier van communiceren.
Deze wet maakt het ook mogelijk dat de overheid aan een ieder daartoe automatisch een uniek elektronisch adres toekent en via deze weg communiceert, tenzij de burger daar geen gebruik van wil maken. De invoering van een automatische toekenning zal echter gefaseerd worden doorgevoerd (artikel 77). In de opstart fase, dic tenminste 3 jaar duurt is deze wijze van communicatie vooralsnog vrijblijvend van karakter: de burger kan zelf een dergelijk adres aanvragen of door de overheid worden uitgenodigd, waarbij men kan accepteren of afwijzen; de toekenning van het unieke elektronisch adres geldt in deze fase niet automatisch. Wil een burger in beide gevallen geen informatie of communicatie langs elektronische weg, dan is en blijft het mogelijk om de informatie te ontvangen of te verstrekken middels gebruikmaking van een woon- of zakelijk adres. Bij het uniek elektronisch adres wordt ingespeeld op efficiëntere technieken om te kunnen communiceren met burgers met betrekking tot hun eigen informatie bij de overheid. Deze informatie is vaak van persoonlijke aard en deze informatie neemt toch in hoeveelheid. Hier moet gedacht worden aan een persoonlijk portaal voor burgers waar alle informatie van deze persoon op een (1) plek veilig te benaderen is door die persoon alleen. Dit zal de informatie uitwisseling tussen de overheid en de burger bevorderen en de burger participatie stimuleren. Een uniek elektronisch adres kan bijvoorbeeld bij de geboorte al toegekend worden waarbij het id-nummer gebruikt wordt.
Artikelen 50 tot en met 58
Met e-commerce hangen bijzondere aspecten samen. Zo heeft e-commerce in de regel een grensoverschrijdend karakter en raakt derhalve meerdere jurisdicties. Maar vooral in de relatie tot consumenten is er een mate van kwetsbaarheid, hetzij vanwege de positie, hetzij vanwege de leeftijd, hetzij vanwege de verleidingen en het gemak waarmee transacties tot stand kunnen komen, terwijl men het niet fysiek ongedaan kan maken.
Er is bij e-commerce sprake van communicatie, kennis, diensten en informatie in immaterile vorm: deze worden niet in een tastbare vorm neergelegd, een en ander is niet meer gebonden aan een bepaalde fysieke drager of plaats.
Teneinde tegenwicht te bieden voor de consument, zijn in de wet een aantal basisvoorzieningen opgenomen ter bescherming, bijvoorbeeld het tegengaan van ongevraagde e-commerce (de zgn. spam), het vereiste van kenbaarheid, bescherming persoonsgegevens enzovoorts. Bij staatsbesluit kan een en ander nader uitgewerkt worden.
Artikel 59
Dit artikel biedt de mogelijkheid, om daar waar gewenst en wettelijk mogelijk, geschillen op te lossen via een andere dan de rechterlijke weg.
Artikel 60 Bij overtreding van de wet of de gestelde voorwaarden kunnen herstel verplichtingen worden opgelegd door de Minister of een bij staatsbesluit aangewezen instantie.
Teneinde het uitvoeren van verplichtingen te garanderen en de overtreding te doen beëindigen, kan een dwangsom worden opgelegd. De bedoeling hiervan is een stok achter de deur om de overtreder te dwingen om die verplichtingen ook daadwerkelijk na te komen.
Bij het opleggen van de dwangsom moet proportionaliteit worden gehanteerd, wat met zich meebrengt dat rekening gehouden wordt met bijvoorbeeld aard en ernst van de overtreding of de omvang van de herstelverplichting. Dit proportionaliteitsbeginsel is ook terug te zien bij andere bestuurlijke sancties.
Voorts biedt de wet ruimte dat een opgelegde dwangsom verminderd kan worden door het bestuursorgaan dat deze heeft opgelegd (lid 7) of de kantonrechter (zie artikel 63).
Artikelen 62-64
De bepalingen regelen de bestuursrechtelijke rechtsbescherming van belanghebbenden. Er wordt voorzien in de mogelijkheid van bezwaar bij dc instantie die een besluit heeft genomen (artikel 62) en de mogelijkheid van beroep (artikel 63). Beroep omvat het administratief beroep bij een hogere instantie c.q. de minister en indien nodig beroep bij de kantonrechter. Opgenomen zijn tevens de mogelijke besluiten die genomen kunnen worden in (administratief) beroep.
Bezwaar en beroep hebben schorsende werking, behalve indien er sprake is van gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld gevaar voor de volksgezondheid, veiligheid etc. art, 64).
Artikel 65
Wanneer een bestuursorgaan aangeeft geen besluit te zullen nemen of niet tijdig een besluit neemt, zit de belanghebbende zonder besluit. Geen besluit betekent, dat er ook geen bestuursrechtelijke ingang is.
Om ervoor te zorgen dat een belanghebbende wel een ingang krijgt voor rechtsbescherming, is opgenomen dat wanneer er een schriftelijke weigering komt om een besluit te nemen of in geval een besluit uitblijft, dit ook wordt beschouwd als een besluit (en wel een waarbij de aanvraag wordt geacht te zijn afgewezen). Doordat er een besluit is, ontstaat de mogelijkheid voor bezwaar en beroep.
Artikel 66-70
Artikel 66 geeft een aantal expliciete verboden met betrekking tot valse of misleidende informatie. Deze verboden gelden naast andere verboden die verspreid in de wet zijn opgenomen. Overtreding van de Wet of bepalingen welke daarop zijn gebaseerd, leveren een strafbaar feit op. Bij het vaststellen van de straffen is rekening gehouden met de aard van de overtreding en de mogelijke ernst van de feiten.
Artikel 69- 71
Deze bepalingen hebben betrekking op toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Hoewel ter zake van grote delen van het internet sprake is van zelfregulering is het gewenst daarnaast ten behoeve van het algemeen belang te beschikken over adequaat toezicht op de naleving van de onderhavige wetgeving. In artikel 69 wordt bepaald dat de zorg voor een adequate handhaving van het bepaalde bij of krachtens de onderhavige wet, behoort tot de taak van bij staatsbesluit aangewezen ambtenaren en instanties. Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat het hier steeds gaat om bestuurlijk toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde. Artikelen 69 en 70 regelen de bevoegdheden van en de wijze van taakuitoefening door de toezichthouders.
De strafrechtelijke handhaving wordt uitgevoerd door opsporingsambtenaren die bij staatsbesluit en krachtens het Wetboek van Strafvordering worden benoemd (artikel 71). De aan opsporingsambtenaren toegekende bevoegdheden die verder gaan dan die van de toezichthouders, zijn ook opgenomen in voornoemd wetboek.
Gelet op het specialistische karakter van de onderwerpelijke materie is het gewenst, dat naast de reguliere politie ook opsporingstaken kunnen worden uitgevoerd door speciaal daarvoor opgeleide personen die daartoe als bijzondere opsporingsambtenaar kunnen worden aangewezen.
Artikel 74
In dit artikel wordt de geheimhouding geregeld van gegevens die bekend worden bij de uitoefening van taken krachtens deze wet. De geheimhoudingsplicht blijft ook gelden nadat men niet meer in dienst is, bijvoorbeeld omdat men met pensioen is gegaan of elders is gaan werken.
Artikel 78
Dit artikel spreekt voor zich. Vanwege het karakter van deze materie, te weten het juridisch kader voor elektronisch rechtsverkeer, opsporing en handhaving, de facilitering in het nationaal en internationaal rechtsverkeer en het ondernemingsklimaat, maar ook kwesties betreffende de dienstensector en consumentenbescherming, is de uitvoering van deze wet opgedragen aan twee ministeries, te weten: het ministerie belast met justitiële aangelegenheden en het ministerie belast met economische aangelegenheden.
Bij de uitvoering zal gelet op de aard van de onderhavige materie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 2 en 13 lid 2 van het Besluit Taakstelling Departementen 1991, de nodige afstemming gepleegd worden met collega ministeries, waarbij onder meer te denken valt aan het Ministerie van Openbare Werken, Transport en Communicatie (over onder meer de technische communicatieaspecten, kwesties met betrekking tot service aanbieders) en het Ministerie van Onderwijs, •Wetenschap en Cultuur (over onder meer media-aspecten zoals reclamecodes e.d.).
Paramaribo, 24 september 2017,
DESIRÉ D. BOUTERSE